Matla weet het niet
9
Maar ik was tevreden met het salaris van f 62,50
en daar ging nog het retourtje Den Haag-Schiedam
af. Ik wist, dat de voorzitter, Dr. Bauwens, gepromo
veerd was op een Frans proefschrift. Ik schreef hem
na mijn eerste bezoek een brief vol citaten van grote
Franse schrijvers. En om deze brief nog eens te onder
steunen, schreef ik ook aan de censor van de leeszaal,
kapelaan Paulussen een brief; dit keer met citaten
uit de Schrift en de Kerkvaders. Op de bestuurs
vergadering stonden de heren paf en ik kreeg de
baan
Op de zolder van het pand lagen alle 7717 boeken
opgestapeld. Die moesten uitgezocht en gecatalogi
seerd worden: „Met Piet Groenendaal, de penning
meester van het bestuur, en twee onderwijzeressen
de dames Heggelman en Collignon heb ik de boeken
uitgezocht en aanwijzingen gegeven, hoe de kasten
gemaakt moesten worden. Er was helemaal niets",
vertelt Matla, „Ja, die Piet Groenendaal had een
mooie collectie boeken. Die gaf hij in bruikleen. Ook
kapelaan Paulussen en ik hebben dat gedaan met
onze boeken".
Op 14 november was het zover, dat de bibliotheek
officieel geopend kon worden. Burgemeester A. Gijsen
verrichtte deze plechtigheid. Deken A. J. Schraag
zegende het gebouw in. „Al die hoge heren hielden
een speech. En toen moest ik van de voorzitter ook
een toespraak houden. Ik was een broekie en ik had
nog nooit in het openbaar in zo'n gezelschap
gesproken. Ik was er helemaal niet op voorbereid.
Ik kon niet terug. Maar het schijnt, dat ik het er
aardig vanaf gebracht heb".
In een kranteknipsel over de opening las ik, dat het
een „bloemrijke speech" was. Piet Groenendaal, nu
S.G.-directeur, heeft me verteld, dat die befaamde
speech vol citaten zat.
Boeken „lijmen"
De piepjonge bibliothecaris zat van 's morgens tien
uur tot 's avonds half elf op de bibliotheek: „Vanuit
mijn kamertje kon ik zo naar de Walvischmolen
kijken". Het uitlenen van de boeken werd geregeld
door een respectabel aantal meisjes. Er waren er
24. Dochters uit de gegoede standen, die genoeg vrije
tijd hadden om zich (voor niets) te wijden aan het
werk in de leeszaal. Matla leest me de namen voor,
die op het bewuste kaartje in het vergeelde envelopje
staan.
„Ja, door die meisjes kregen we al gauw een bekende
naam in Schiedam", vertelt Matla. „Ze zagen er
altijd piekfijn uit. Ze wilden voor elkaar niet onder
doen. Kwam de een met een nieuwe jurk, dan had
de ander de volgende dag ook iets anders aan. Dat
trok de jongelingschap wel aan. Het bleef allemaal
heel netjes, hoor. Maar we kregen zo heel wat be
zoek".
De moeders van de meisjes kwamen ook. „De mama's
wilden wel eens zien, wat voor iemand die bibliothe
caris was en dan ontving ik ze heel vormelijk in
mijn kamertje en dan praatten we zo wat over de
bibliotheek. Dan kon ik al gauw vertellen, dat we
dit of dat standaardwerk niet hadden en dat er juist
om gevraagd was. Nou, en dan zei zo'n mama:
kóóp die boeken dan en stuur de rekening maar naar
mij. Op die manier hebben we heel wat mooie boeken
kunnen aanschaffen", grinnikt Matla om het plezier,
dat hij veertig jaar geleden de mama's van zijn
assistentes zo mooi „gelijmd" heeft.
Het nut van politie
Het gezag van de r.k. leeszaal en bibliotheek werd
voor goed gevestigd, toen bekend werd, dat de biblio
thecaris kon rekenen op de steun van de politie, dat
wil zeggen van minstens één dienaar van de H.
Hermandad. Het gebeurt vaak, dat een bibliotheek
de uitgeleende boeken maar moeilijk terug kan krijgen
van bepaalde leners. Die vergeten het geleende boek
en schamen zich om het veel later terug te brengen
of zijn niet van zins de boete te betalen. Dit euvel
hing Matla op een gegeven moment de keel uit. Maar
wat te doen
„Nu stond er op de Koemarkt iedere morgen, als ik
van het station naar de Lange Haven liep, de enige
Schiedamse verkeersagent het verkeer te regelen.
Hij salueerde altijd heel correct naar mij, hoewel ik
nog maar piepjong was. Nou, ik voelde me heel wat.
Hij kwam iedere week een detectiveboek halen. Maar
toen hij alle detectives had gelezen, moest ik hem
andere boeken aanpraten. Zo kwam ik met hem aan
de praat over die nooit terugbezorgde boeken. Ik
gaf hem de adressen. Die agent er op af. In zijn vrije
tijd en in uniform, of dat nu mocht of niet. En de
boeken kwamen voor de dag. Dat ging als een lopend
vuurtje door de stad: „Als je je boeken niet terug
brengt, krijg je de politie op je dak!"
Door zijn werk in de bibliotheek kwam Matla in de
journalistiek terecht.
Hij schreef doorwrochte geestelijke commentaren in
een plaatselijke krant en zelfs een enkele keer in de
N.R.C. Omdat de meisjes van de bibliotheek op aan
vraag alle mogelijke documentatie-materiaal en
literatuur klaarlegden, kreeg de Schiedamse Katho
lieke bibliotheek een goede naam onder de journa
listen, zelfs onder Rotterdamse. Toen na een jaar
Jan Matla naar Den Haag terugkeerde om er als
freelance journalist te gaan werken, zagen de 24
assistentes die voorkomende en charmante jongeman
niet graag vertrekken. Ze hebben hem overladen
met cadeaus. Zelfgehaakte kleedjes, een kapstok,
tinnen vaasjes met inscriptie, natuurlijk boeken. „Ik
heb het allemaal nog bewaard", zegt Matla.
Matla heeft alles bewaard, de tinnen vazen, het
envelopje, de ansichtkaarten die de meisjes later
schreven. Alles. Niemand beter dan hij weetietsover
dat eerste jaar van de katholieke bibliotheek in Schie
dam, zoals hij als geen ander in ons land het naadje
van de kous weet van alle jubilea en gedenkdagen.
Dat is zijn beroep, zijn hobby, zijn leven. Nu is het
komische, misschien het tragische van het geval, dat
zijn agenda voor de maand februari (het zoveelste
deel van de befaamde Matla-agenda) niet vermeldt
dat op 8 februari 1962 de R.K. leeszaal en bibliotheek
St. Liduina te Schiedam het 40-jarig bestaan vierde.
„Die oprichtingsdatum wist ik niet. Ik had de 14e
november 1923 als datum genomen", neemt Matla
het sportief op. Hij zegt na enig nadenken: „Eigenlijk
ongelooflijk grappig, dat ik dit niet wist!"