154
platte steunberen in gotische stijl hersteld, waarbij
de hardstenen afdekplaten en banden vervangen
werden door zandsteen, de tochtportalen aan de
zuid- en noordkant werden verwijderd, enz. Kortom
het herstel was radicaal. Bij het afgraven van de
vloer, die tot het oorspronkelijk niveau werd terug
gebracht, 1 meter lager, deed men ook enkele belang
rijke ontdekkingen. Zo werd bijvoorbeeld het graf
van Liedewij teruggevonden, gelijk ik reeds eerder
vermeldde. Verder werd een groot aantal brok
stukken van altaren gevonden, wellicht een herin
nering aan de beeldenstorm van 1572. Cok vond men
een vroeg-15e-eeuws wierookvat.
Het wegnemen van de koor-afscheiding en het herstel
van de lengte-as-richting bracht de verplaatsing van
de kansel met zich mede. En tengevolge hiervan
kreeg ook het doophek een andere opstelling. In de
15e-eeuwse kapel ten zuidoosten van het zuidkoor
de consistorie werd o.a. het goudleerbehangsel
gerepareerd. Het orgelfront werd ontdaan van de
witte verflaag, waarna de oorspronkelijke beschil
dering weer te voorschijn kwam. Het orgel werd
bovendien meer de kerk in gebracht, hetgeen o.a.
het klankvolume van het orgel in de kerkruimte
ten goede kwam.
Het noordkoor werd ingericht tot trouwkerk. Het
middenschip werd gevuld met nieuwe banken. Zo
leverde deze restauratie dus ook enkele nieuwig
heden op. Nieuw is verder ook het beeldhouw
werk op de draagstenen van de kolonnetten in het
midden- en noordkoor, voor het grootste gedeelte
uitbeeldende Oud-Testamentische figuren. Dit beeld
houwwerk is van de hand van de Haagse beeldhouwer
Bergman.
Ondanks deze veelomvattende werkzaamheden kon
den de kerkdiensten toch doorgaan: eerst in het
afgeschoten midden- en zuidschip, met ingang van
24 augustus 1947 in de gerestaureerde koren.
En zo naderde de dag, waarop dit grote werk vol
tooid was: op 22 december 1948 werd de geres
taureerde kerk in gebruik genomen in een kerkdienst,
waarin de praeses van de kerkeraad, Ds. K. de Bel,
voorging.
Een in de zuidgevel in de kerk aangebrachte een
voudige gedenksteen houdt de herinnering levend
aan de man, die tot dit grootse werk de stoot gegeven
heeft en het tot de voltooiing heeft gestuwd.
Intussen was dus wel de kerk weer in gebruik genomen,
maar aan het interieur ontbrak nog veel.
Het eerste werk, dat nu werd aangevat, geschiedde
onder het motto: „Als kroon op het werk, kronen
in de kerk". Met als eindresultaat, dat één jaar later,
op 31 december 1949, wederom twaalf koperen
kronen het kerkinterieur sierden. Grote offervaardig
heid en milde giften hadden daarmee de laksheid van
1846 ongedaan gemaakt en de blaam uitgewist.
Ook het grote lege middenkoor kreeg een zekere
vulling, doordat de aan de kerk geschonken nieuwe
avondmaalstafel daar geplaatst werd en de nieuwe
bronzen doopvont, eveneens een geschenk, op de
rand van koor en schip werd opgesteld.
Het ontwerp voor deze doopvont was gemaakt door
de eerder genoemde beeldhouwer Bergman. Het
moment van de zondeval is erop uitgebeeld. Het
eerste mensenpaar onder de boom der kennis van
goed en kwaad. Eva, die in de ene hand de vrucht
uit de bek van de slang ontvangt en met de andere
hand zélf ook plukt. Adam, die de ontzetting reeds
kent.zonde. Op de rand van deze doopvont staat:
,,/k heb u bij uw naam geroepen; gij zijt mijn" (Jesaja
43 :1): Verzoening, waarvan de H. Doop het teken
en zegel is. Het deksel van deze doopvont, waarin
het zilveren bekken van 1758 rust, wordt bekroond
door de duif: symbool van de H. Geest.
In 1951 wordt aan de Rotterdamse glazenier Marius
Richters opdracht gegeven de 5 ramen van het mid
denkoor van gebrandschilderd glas te voorzien. In
oktober 1952 kwam dit werk klaar: een vijf-ramen-
cyclus, die in compositie en kleurenrijkdom een
indrukwekkende belijdenis in glas is geworden. Alle
uitbeeldingen zijn gegroepeerd rond en betrokken
op het centrale punt, dat, als de schemering valt ook
het langst zichtbaar is: Jezus Christus, hier uitgebeeld
naar de symboliek van de Openbaring van Johannes
(5 6): Het Lam, staande als geslacht. Al de afge
beelde figuren uit Oud- en Nieuw Testament krijgen
hun betekenis eerst vanuit dit centrum. Zij delen in
Zijn lijden, maar ook in Zijn overwinning.
Aan het middelste raam, het „Johannes de Doper-
raam", is de naam verbonden van het I.K.B., het
uit de oorlogstijd vanwege de hulpverlening zo
bekende Inter-Kerkelijk-Bureau, dat ter herinnering
aan zijn eendrachtig dienend werk dit raam aan de
kerk heeft geschonken.
In 1955 ontving de kerk een tweetal kristalkronen
ten geschenke, bestemd voor de consistorie, een jaar
later werd voor dit doel een derde kroon geschonken.
In de „waag" werd een aparte toegang gemaakt
naar het orgel. Deze waag namelijk is de oorspronke
lijke rechthoekige kapel, waarvan de gevel in 1746
werd vervangen door de huidige. Aan zijn bestem
ming onttrokken werd deze kapel ingericht tot waag.
Later is hij nog gebruikt als brandweerkazerne. In
1952 werd hij door aankoop van de burgerlijke
gemeente weer het eigendom van de kerk.
Ten slotte werd in 1962 een paneel van het doophek,
dat sedert en vanwege de verplaatsing van dit hek
bij de restauratie overtollig was geworden, gebruikt
om er een knielbank van te maken, die zowel in de
kerk (bij de bediening van de H. Doop aan volwasse
nen) als in de trouwkerk een stijlvol sieraad is. Op
17 september jl. werd deze knielbank in de kerk
geplaatst.
Intussen zijn we met deze laatste verrijking van de
kerk gekomen aan het jaar 1962. We zijn de beschrij
ving van de geschiedenis van de Grote Kerk destijds
begonnen met het jaar 1262.
Tussen deze twee jaartallen liggen zeven eeuwen
vol bewogenheid.
En de sporen van deze eeuwen vinden we in de Grote
Kerk terug: stoffelijke, maar ook geestelijke. Want de
levensgeschiedenis van dit gebouw is een weerspiege
ling van het leven van de gemeente, die zich in de
opeenvolging der generaties van zeven eeuwen in de
Grote of St. Janskerk heeft geschaard rond Woord
en Sacrament.
Of zoals Dr. K. H. E. Gravemeyer in 1949 het over
onze kerk uitdrukte: „Deze kerk is een gebed in steen;
in iedere voeg is de fluistering van de gebeden der heiligen
van alle eeuwen".