In hel land van de „windmills molentje meer Nic. van Loopik 146 (Foto's Hans Visser) Als onaantastbare reuzen staan op een rij de molens langs de Noordvest en de Nieuwe Haven. Duidelijk tonen zij aan dat ze zo eeuwenlang Schiedams grens hebben gemarkeerd. Nog vormen de molens machtige bakens, maar het oude Schiedam is niet meer gevat in de kring van feestelijk wuivende wieken. Dat duidt er op dat ook de stenen kolossen niet zo onaantastbaar zijn. In het land van de „windmills" heeft men lang op een molentje meer of minder niet gekeken. Een keten van schoonheid is zo in Schiedam te gronde gegaan. Toch is er nog reden tot vreugde, want een late renaissance heeft althans nog iets gered. Zonder enige ophef zijn daardoor de wieken van de boven kruier „De Noord" weer gaan draaien, hoewel dat een reden mag zijn om jubelklanken te doen horen. De restauratie van De Noord is namelijk te zien als de genezing van een wond in het stedebouwkundige gelaat. Nu staat De Noord als de centrale figuur op de grens van het zo typisch oude (branders-) Schiedam aan de ene zijde van de Noordvest met het „beton- blokkendozenconglomeraat" van het moderne aan de andere zijde. Nu siert het silhouet van De Noord als afsluiting de rustieke schoonheid van De Lange Haven. Het is alsof die molen zo aan het eind van Schiedams mooiste gracht behoort te staan. Nu vor men de armen van de laatste vier Schiedamse molens gezien van verre een harmonische eenheid, als een onverbrekelijke reeks. Het heeft echter vele jaren geduurd voordat de poëzie van het verleden weer gestalte kon krijgen. Aan de Noordvest, het gebied van de distillateurs, knaagde het verval. Het tijdperk van de machine vroeg rigou reuze hervormingen. Daarom verdwenen een halve eeuw geleden de balie, de kap en de roeden van de „De Noord". De elektromotor zou het werk wel doen. Als een zinloze en zielloze romp stond „De Noord" jarenlang gereed voor de beulshanden van de sloper. Zover kwam het gelukkig niet; tot 1945 konden particulieren de verdiepingen van de molen nog wel rendabel maken en daarna werden de stem men voor het herstel van het werktuig steeds luider. De gemeente Schiedam, eigenaar van De Noord sinds 1945, wilde reeds in mei 1955 tot algehele restauratie overgaan. Er kwam echter een bestedingsbeperking, er dienden ook bijdragen van diverse instanties te komen, maar in februari 1961 was het dan zover dat de opdracht voor de herstelwerkzaamheden van de molen aan de Kethelse molenbouwer H. van der Loo kon worden gegeven. De kosten bedragen f 62.550. De staatssecretaris van OKW voteerde f 15.000 en Provinciale Staten wilde f7.725 bijdragen. In februari van dit jaar klommen de molenbouwers naar het topje van het bouwwerk en na maanden vakkundige arbeid heeft „De Noord" nu de oude luister her kregen. De molen „De Noord", staande temidden van eeuwen oude straatjes, kan gezien worden als een historisch monument. De molen dateert mogelijk tot zes eeuwen terug, maar het huidige bouwwerk is veel jonger. Aan het eind van de St. Annazusterstraat heeft name lijk altijd een molen „De Noord" gestaan. Eerst een houten standaardmolen. Dat was drie eeuwen ge leden ook nog het geval. Schiedam had toen slechts drie molens, die maalden voor de bakkerijen. Bij de opkomst van de brandersindustrie in het begin van de zeventiende eeuw kwamen er vele nieuwe molens. „De Noord" werd toen een stenen molen. In de hui dige molen bevindt zich een gevelsteen die als bouw jaar 1707 vermeldt. De onderste gevelsteen wijst op de herbouw van de molen. Op 27 januari 1803 kwamen een achttiental „participanten" (waaronder Simon Rijnbende) bijeen om te trachten vergunning te krijgen tot het bouwen van een nieuwe molen „uit hoofde van de bouwvallige gesteldheid" van de molen „De Noord". Zij wensten die molen te bouwen „van ge lijke grootte als de laatste binnen deze stad ge bouwde koornwindmolens". Hierbij werd gedoeld op de molens die nu nog langs Schiedams vest staan nl. achtereenvolgens De Vrijheid bouwjaar 1785, De Drie Koornbloemen bouwjaar 1770, De Walvisch

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1962 | | pagina 6