brief uit New York
183
gewerkt, op 't abbetwaar, in Rot'dam-noord. Nou
was tie dood. Z'n eige schuld. Hij lustte-n-m te graag,
soms was tie as 'n bidder. Maar ze miste n'm toch,
hij was geen kwaje, en 't bleef je broer. Maar wat
zo'n wage hier dee, in Schiedam?
Ja, Schiedam was ook nie veul. Ze zou 't met plezier
ruile voor erreges op de Eilanden. D'r moeder kwam
d'r vandaan en die had er veul van verteld. As ze
vertelde, dan rook je 't gras en 't hooi. En hier rook
je de drank, je rook 't in de luch en je rook 't an de
asem van je kerel. En dan zij in de Otterbuurt. Daar
hajje alles uit de eerste hand, behalleve lelietjes-
van-dale.
Kwam die tram dan nooit? 't Mos nou toch ver over
tijd zijn Waarachies, daar was tie, ze hoorde de
bel, ze vergiste zich nou is niet.
Vrouw Zoun strekte haar hals naar de tram die
knarsend en flauwogig langzaam naderde, toch
plotseling opgedoken en al veel dichterbij dan ze
had gedacht. Licht uit het eerste rijtuig scheen zwak
op het voorbalkon. Haar pupillen werden groot in
de duisternis. Daar stond Aai! Zou die 't baantje
hebben? Ach God, hij zwaaide niet met z'n pet, hij
stapte alleen maar uit. Weer verkeken.
Vrouw Zoun stond stijfstil. De weinige reizigers gingen
onverschillig langs haar. Aai was er niet bij. Ze had
een ander voor hem aangezien, een jongen die ze
helemaal niet kende.
Maar nou vertikte ze 't gewoon om een uur te wach
ten op de volgende tram. 't Was geen kwaje jongen,
en as tie wat goes te vertellen had gehad was tie
zeker met de tram meegekomen, met deze dan.
't Was dus weer mis. God weet hoe laat ie nou bij
der verscheen, want ze kende 'm, hij kocht nou voor
haar dure dubbetje snoepgoed, hij kwam niet met de
tram, hij zou de hele weg lopen en z'n slechte zolen
nog maar verder opslijten op die lamme keien.
Vrouw Zoun ging langzaam naar huis, verslagen.
Een mens was wel mal om nog ergens op te hopen.
Maar ondertussen, ze had schuld, en geen geld, en
niks te wachten ook. Hoe mos ze nou bij voorbeeld
allenig maar deuze week rondkomme? Weet jij 't?
Het Maandblad van de New York, Oct. 25th. 62.
Schiedamse Gemeentebestuur,
Schiedam. Holland.
Zeer geachte directeur,
Alhoewel ik zeer zelden de Hollandss taal kan bebruiken, kan ik niet na
laten mijn groote bewondering uit te drukken voor het buitengewone
werk U heeft verricht met de samenstelling van speciale nummer van het
Maandblad.
De reden voor mijn belangstelling is tweesydig, ten eerste dat ik in Schie
dam geboren ben n.m. in de Gorze en ten tweede de merkwaardige ont
wikkeling en verbetering van de oude stad.
Het is 42 jaren geleden dat ik Schiedam heb verlaten zoodat ik niet alle
deelen van de stad kan herkennen en special de nieuwe gedeelten, niet
tegenstaande breng ik mijn bewondreing uit voor werk dat een d.g. ont
werp meebrent en kunnen de Schiedammers trots zyn voor hetgeen tot
nu toe tot stand is gebracht.
Uwe bescryving van de open riolen en de branderyen en de krotten die
bewoond werden door de knechten kan ik nog heelgoed herinneren. In
1910-11 heb ik gebruik kunnen maken van een lege brandery (vele waren
leeg) met het installeren van een laboratorie, dat was dentyd dat Schiedam
aan het sterven was en daarom is het zoo interesant te leeren dat de Stad
van het sterfbed is opgestaan om weer gezond en wel de toekomst tege
moet te zien.
Myn hartelyke dank voor de buitegewone toelichting en beschryving
van myn oude geboorteplaats.
Sincerely Yours
H. Van der Schalie.
P.S. Please Excuse my mistakes.