ik dwong ze niet
184
.Stoute kinderen zoete kinderen", zomer
tentoonstelling 1959.
In het februarinummer van ons blad prijkte in 1957 de eerste brief
van Pierre Janssen „aan Willem O. Duys en aan alle Schiedammers, die over
zijn schouder meelezen". Toen was het 'de nieuwe conservator', die aan het
woord was. In dit nummer treft u zijn laatste brief als conservator van
ons Stedelijk Museum aan.
Tussen die beide brieven ligt een explosie van werkkracht, van vinding
rijkheid en van nooit aflatende geestdrift, die voor onze kalme stad bijna
ongeloofwaardig en soms zelfs beangstigend was.
Het waren zes jaren, waarin het museum een gedaanteverwisseling en een
statusverandering onderging. Een voortdurende stroom van exposities
over de meest uiteenlopende onderwerpen lokte een slordige honderd
vijftigduizend bezoekers de zalen in. De oude muren van de aula zagen
avond aan avond neer op een ongeteld grote schare luisteraars naar
lezingen, kijkers naar lichtbeelden en genieters van muziek. Muziek uit
het heilige huisje 'klassiek', zoals de aula die kende, maar ook ratelende
trompetsolo's uit een heel ander onderkomen.
Zes jaren, waarin een wat vergeten bloedvat werd omgezet in een slag
ader van het stedelijk leven. Een ader, waar de nerveuze driftige hand
van de conservator in hoog tempo nieuw, steeds weer nieuw bloed wist
door te jagen.
In die eerste brief, waarvan boven al sprake was, zegt Pierre Janssen dat
een museum niets verheft, niets bevordert en niets overwint. De kunst
(die daar te zien is) is geen hijskraan, die 'de massa' kan opheffen. Alles
wat een mens kan bereiken, hoe dan ook, waarin dan ook, zal hij zelf
moeten bereiken. De andere mens kan daar hoogstens bij helpen. Dit is
(zegt Janssen), fundamenteel, het uitgangspunt in mijn beleid als museum
conservator.
En wij, Schiedammers, weten maar al te goed dat hij dit uitgangspunt is
trouw gebleven van zijn eerste tot zijn laatste expositie, van zijn eerste
tot zijn laatste lezing. Ook in zijn werk voor radio en televisie bleef hij
dit beginsel trouw en was hij onvermoeid in het helpen van de medemens
bij het zien en het ervaren van een kunstwerk. Maar dat is een hoofdstuk
apart. Wij willen ons beperken tot zijn jarenlang gesjouw (neem het ge
rust letterlijk!) voor onze stad en voor ons museum.