ik kocht ze niet om
toch kwamen ze
185
„Ach tijd, waar ben je gebleven", kersttentoonstelling 1958.
Kinderen werken in het museum; zomer-
tentoonstelling 1960.
Ook in die eerste brief zegt hij, dat de mensen uit zichzelf naar het museum
moeten komen. Hij kan ze niet omkopen en ook niet dwingen.
Welnu, het is dé grote pluim op de hoed van Pierre Janssen, dat hij de
Schiedammers niet heeft omgekocht en evenmin gedwongen. Ze zijn ge
komen en.uit zichzelf! Drommen! Kinderen en grote mensen, haastigen
en slomen, luidruchtigen en zwijgzamen, ze liepen door de zalen, snuffelden
eens hier, keken eens daar, streken ondanks het verbod eens een
voorzichtige vinger langs een beeld en gingen weer heen. Net als ze ge
komen waren Nee, en dat is waar het om draait, niet net als ze gekomen
waren. Al was het dan ook weer verboden de tentoongestelde voor
werpen mee te nemen, toch ging in elk van de bezoekers, onzichtbaar, de
herinnering aan het geziene mee. Een scherf, een enkel facet van wat de
conservator in zijn expositie tot uitdrukking wilde brengen, was hun gees
telijk eigendom geworden. Met zijn eigen, onblusbare geestdrift heeft hij
zo in tallozen het kleine vlammetje van de vreugdeaangestoken. De vreugde
van het kennen en herkennen van een stuk materie, dat in het samenspel
van mensenhand en -geest méér is geworden dan materie.
Wij, in de Schiedamse Gemeenschap, zijn blij dat we in deze periode hebben
kunnen meehelpen via de zomertentoonstellingen en aanvankelijk ook
via de 'verkenningen van kunst' om vele plannen te realiseren. Uit
eindelijk hing het succes echter af van de vindingrijkheid en de beeldende
kracht van de man, die bewust probeerde het misverstand, dat een museum
van aard saai en vervelend is, weg te vagen.
Het is zijn grote verdienste, dat hem dat in een onderdeel van die zes
jaren gelukt is. Deze culturele winst, van onschatbare betekenis voor onze
stad, heeft het bestuur van de Schiedamse Gemeenschap opgeteld en neer
gelegd in de toekenning van de ere-penning van onze stichting aan conser
vator P. L. A. Janssen.
Hij heeft dat harde bewijs van onverbloemde hulde waarachtig verdiend!
Wij hopen, dat zijn toekomstig werk hem toch niet geheel los zal slaan
van de wortels, waarmee hij zo snel en zo stevig in onze grond hechtte.
FRED PFEIFER