ARIJ PRINS 202 Deze foto stamt uit 1907. Van links naar rechts zittende: Herman Robbers, Tilia van Looy, Jac. van Looy, Top Naeff, Arij Prins. Staande van links naar rechts: mevrouw Prins, mevrouw Robbers, Frans Mijnssen. de pen gekomen. Sinds 1905 woonde hij weer in Schiedam, waar hij de leiding van de Apollo met zijn vader deelde en die hij na zijn vaders dood geheel op zich nam. Zijn zaken schenen hem te veel in beslag te nemen, naar hij zei stond zijn hoofd er niet naar. Wat bleef, dat was zijn belangstelling voor de kunst; voor de litteratuur zowel als voor de beeldende kunsten. En last but not least besteedde hij veel tijd aan zijn steeds groeiende verzameling van schilderijen en kunstvoorwerpen, waarvan hij al in Hamburg de grondslag had gelegd en die na zijn dood in 1922 in het openbaar werd verkocht. In de oorlogsjaren '14 tot '18 stond hij, ondanks zijn jeugdvriendschappen met Franse schrijvers, ondanks de artistieke impuls die de Franse cultuur hem had gegeven, met zijn sympathieën aan de zijde van Duitsland, dat van keizer Wilhelm en Erich Luden- dorff. Prins was werkgever, maar slechts hier en daar breekt in zijn werk iets van sociale bewogenheid door. Heeft hij in het 19de-eeuwse Schiedam, met zijn afgestompte, ontmenste brandersknechts, niet anders gezien dan de huiveringwekkende schoonheid van de ellende? L'art pour l'art, Prins was een Tachtiger. Robbers noemt hem oprichter en bestuurslid van Schiedams openbare leeszaal. Slechts het laatste is juist; ook hierin kwam zijn liefde tot de litteratuur tot uiting. Ook in de Commissie van het Stedelijk Museum had hij zitting. Een van zijn weinige voormalige werknemers die het nog vertellen kunnen, bleek niet te spreken te zijn over zijn vroegere broodheer. Maar aangezien in deze het audi et alteram partem niet meer tot de mogelijk heden behoort, past ons geen oordeel. Wel staat vast dat Prins geen werkgever geweest is van het kaliber van een Van Marken of, om heel dicht bij huis te blijven, van zijn tijd- en stadgenoot M. C. M. de Groot. Prins was een kind van zijn tijd: van de laatste kwart eeuw van de 19e en de eerste van de onze. Op het gebied van de sociale vooruitgang bleef hij misschien aan de kant staan, maar op het gebied van de ver nieuwing van de kunst marcheerde deze markante Schiedammer mee op in het voorste gelid. Het geboortehuis van Arij Prins stond op de hoek van de Schie en de Raam; en wel rechts, wanneer men met de rug naar de Schie staat. 2) Drie zinnen uit De Heilige Tocht (3e deel, 1927): pag. 2: Opengaan de zware deur, waar-boven heiligen stonden; licht uit de kerk op sneeuw van kaarsen en van lampen, en menschen, die donker en dicht omhuld, in schijn van heilige vlammen een gulden mist-van-helderheid, die om den uit gang was verrezen, pag. 2: Gekraak van droge sneeuw was onder plompe voeten, en langzaam het vrome volk uiteen, en op de ingetreden paden, pag. 74: De schemering zeer kort; een oogenblik van nach ten plotseling de maan als zachte zon aan diepe lucht verscheen, die blauwde in het donker, waar dat de sterren scholen. Het land in wazig-zilver nachte-dageneen volle helderheid, die klaar met zuiveren schemer was, waarin de warm-grauwe boomen als stille donkerbeelden rezen. 3) G. H. 's Gravesande ,,De geschiedenis van De Nieuwe Gids, Brieven en documenten", Arnhem 1955.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1962 | | pagina 42