EEN KNUPPEL IN MINDER BELANGSTELLIf 242 MOET DE KOORZANG OP DE HELLING? In het weekblad Vrij Nederland troffen we enige tijd geleden een artikel aan van de musicoloog Henk de By, die op het stuk van Nederlandse koorzang een tamelijk revolutionaire mening verkondigt. De belangrijkste pas sages uit zijn artikel drukken wij hieronder af. Niet omdat we om bladvulling verlegen zitten. Zijn stellingen lijken ons echter zo belangwekkend, dat wij ze graag aan de Schiedamse koren ter discussie voorleggen. Wij rekenen eigenlijk op reacties uit ons eigen koorleven en zullen niet aarzelen die in ons maandblad naast of tegenover De By's mening te zetten. Dit is, wat Henk de By van onze zangkoren denkt: Zingen behoort in ons land tot de meest verbreide en de meest intensief beoefende vormen van muziek- beleving. Er zijn, naar schatting, in Nederland een 1700 a 1800 koren of zangverenigingen waarvan de leden op zijn minst eenmaal per week bijeenkomen om zich voor te bereiden op openbare uitvoeringen. Die uitvoeringen, twee-, driemaal per jaar, behoren tot de moeilijkst te rubriceren concerten. In sommige gevallen is het woord 'concert' al een eufemisme: het gaat er dan meer om te laten horen tot welke resul taten deze vorm van vrijetijdsbesteding heeft geleid. Bij andere verenigingen, waar het gezelligheids karakter niet primair is maar meer een uitvloeisel van een gezamenlijk ervaren muziek- en zangliefde, hebben de uitvoeringen wel vaak de pretentie van een muzikale gebeurtenis: de keuze van de uit te voeren composities, de medewerking van beroeps solisten en beroepsorkesten wijzen erop dat men met de uitvoering een volwaardig concert beoogt. De eerste categorie blijft in deze bespreking buiten beschouwing. De tweede categorie, die der echte, goed-geleide koren heeft overigens al met genoeg problemen te kampen die hun bestaan bedreigen, problemen van binnen uit en van buiten af. Het belang rijkste probleem van binnen uit wordt gevormd door een sterk verminderende belangstelling voor de koor zang, vooral bij de jongere generatie. In heel veel gevallen is het alleen aan de wervingskracht van de koorleden zelf te danken, dat de uitvoeringen nog een enigszins redelijk te noemen publiek trekken. Veel ernstiger overigens is het effect van die vermin derde belangstelling voor de koorzang merkbaar in de moeite die bijna alle koorverenigingen hebben om nieuwe, jonge krachten aan te trekken, ledereen die wel eens koorconcerten heeft bezocht, weet dat tal van koren een bejaarde aanblik bieden. Dat is overigens niet alleen zichtbaar, maar, wat ernstiger is, ook buitengewoon goed hoorbaar. Het stemmen- materiaal boet in bijna alle gevallen in aan glans en soepelheid, terwijl sommige stemsoorten, vooral die van de tenoren, vaak zo onderbezet zijn, dat een ge forceerde krachtsinspanning, met alle nadelige ge volgen, niet te vermijden is. Om deze weinig roos kleurige situatie waarin de beste koren uit ons land verkeren te verklaren worden vaak tal van 'zonde bokken' genoemd: de radio, de televisie, de gram mofoonplaten en tal van andere vormen van muziek- beleving en vrijetijdsbesteding. Zonder de attractie en de zuigkracht van deze muziekbronnen te willen verkleinen of de verleidelijkheid voor de vrijetijds besteding te ontkennen, geloof ik toch dat het hier alleen om secundaire overwegingen gaat. In wezen is de zaak zo dat de moderne Nederlandse jongeman of jonge vrouw niet meer zingt. Hij of zij luistert, en naarmate hij beter luistert zal hij minder zingen. Dat is zeker betreurenswaardig, omdat zelf zingen en luisteren functioneel heel verschillende bezigheden zijn, maar het is nu eenmaal onmiskenbaar dat de discrepantie tussen beroeps- en amateuristische be oefening, ook in de muziek, steeds groter wordt. Een voorbeeld uit de muziekpraktijk van de afgelopen week kan dit het duidelijkst illustreren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 14