KNUPPEL - IN HET (ZANGERS)HOENDERHOK 44 en verzetsbeweging, die dikwijls de moraal op z'n kop zette, was hun deel. Maar nu wij weer 'ethisch' zijn en terugvallen op oude beproefde vormen en normen, moeten die jongeren aan komen hollen met een petitie van vertrouwen in de hand! Nu het nieuw gegroeide verenigingsleven een profiel gaat krijgen, zullen wij met de publicity-methoden van onze tijd, die de jeugd aanspreken, een lange weg geduldig moeten gaan. En daarbij de jeugd het recht op nieuwe gedachten laten en vooral die jeugd het geloof en vertrouwen geven in de eigen capaciteiten en hun suggereren dat zij de potentie hebben tot het bouwen van een nieuwe toekomst. JOS VRANKEN Met veel belangstelling het artikel van musicoloog Henk de Bij gelezen in uw februari-nummer. Ik vond er veel in wat waar is, doch niet nieuw; ik miste er iets belangrijks in, wat ook waar is, doch ook niet nieuw. Zo gezien dus weinig nieuws onder de zon. Ik neem aan, gezien het feit dat u niet om bladvulling verlegen zit, dat er beknopt gereageerd moet worden, hetgeen ik zal trachten te doen. Wat de algemene doelstelling van het artikel betreft ben ik de overtuiging toegedaan dat de korenbonden ten aanzien van zeer vele opmerkingen van de heer De Bij diligent zijn. Zingend Nederland mag ver trouwen hebben in hun activiteiten te dien aanzien. De belangrijkste passage van de musicoloog, met zijn daarmede direct samenhangende conclusie, is: „maar het is nu eenmaal onmiskenbaar dat de discrepantie tussen beroeps- en amateuristische beoefening, ook in de muziek, steeds groter wordt". Het verschil of als u wilt de tegenstrijdigheid (de (toto Hans Visser) zwakste en de sterkste vertaling van „discrepantie") wordt inderdaad steeds groter, doch m.i. wel het meest beïnvloed door de steeds sneller voortschrij dende perfectie van de mechanische muziek. (Alleen het 100% „gave" uit vele audities wordt behouden en opgenomen om vervolgens met nog meer tech nische middelen tot de onnatuurlijke 200% te worden opgevoerd). Daar is, wanneer je als amateur je dit tot doel stelt, of naar zo groot mogelijke benadering daarvan streeft, door op te zien (of op-te-horen) naar de vaklui, niet en nooit aan te voldoen. Dus wordt die afstand steeds groter en loop je de kans de moed te verliezen, je bij de feiten neer te leggen ofwel fatalist te worden, om dan maar (daarom?) niet meer te zingen niet meer te musicerenniet meer te acteren niet meer te voetballenenz. En toch, „zingen behoort in ons land tot de meest verbreide en de meest intensief beoefende vormen van muziekbeleving"! aldus de musicoloog. Wat ik in de totale teneur van het artikel mis, is de socioloog in de musicoloog. Wanneer „in sommige gevallen het woord 'concert' al een eufemisme is" dan ben ik het in zoverre met de musicoloog eens, dat ik het woord „sommige" nog wel door „vele" veranderd wil zien. Maarvoor de betreffende amateur-enthousiastelingen is dit HUN CONCERThet is voor hen, al is het onbewust, een sociale bekroning. Relatief geldt dit eveneens voor de „betere koren",

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 20