PLEIDOOI MET PROLOOG M. Verkade |S^ et de „sloop" van het gedeelte Broersvest tussen Lange Kerkstraat en Boterstraat is een begin ge maakt. Eigenlijk was dat begin er al enige jaren gele den, toen de huizen aan de overzijde verdwenen. En onlangs viel de Oostmolen onder de slopershamer. Langzaam maar zeker breekt die hamer kapot, wat overbleef uit een tijd, die misschien minder 'sociaal' voelde, maar in zekere zin meer opbracht aan 'naas tenliefde'. Onze stad krijgt een nieuw gezicht! Dat vervult ons met gevoelens van trots. Hoewel - - dat zeggen wij er eerlijk bij deze gevoelens zijn niet helemaal onverdeeld: er gaat ook het een en ander verloren, waaraan wij gehecht zijn. Zo dragen wij de herinnering mee aan het echte Hofje van Belois, waarvan de huisjes in een driehoek geschaard stonden rond een keurig bijgehouden gras veld met een paar bomen. Wij mochten met onze oud-tante, die een in onze ogen prachtige „schoer- mantel" droeg, mee op bezoek bij een van haar vriendinnen. Bij die gelegenheid zaten wij op een stoof in het portaal te kijken naar de stilte en de zon op het pleintje. Wij geloofden toen zeer sterk in wonderen. Later zijn wij daarvan afgeraakt, zowel van de stoof als van het kijken naar de stilte en de zon. Evenwel: soms geloven wij nog in wonderen. Ook herinneren wij ons dat wij niet door de hoofd ingang over het bruggetje het Hofje binnengingen. Die was geflankeerd door twee gemetselde zuilen waarop naar onze maatstaven prachtige vazen met bloeiende geraniums stonden. Wij bereikten het Hofje via een slurf in het Spinhuispad, waarvan de gele klinkers zo schoon gewassen waren als ons etensbord. Zo bewaren wij ook een eerbiedige her innering aan een schoenmaker, die woonde in het thans af te breken Broersvestgedeelte. Ons school vriendje liet er zijn schoenen lappen. Wij bewonderden die man! Immers zouden wij liever op de kraterrand van de Vesuvius hebben willen wonen dan in zijn huis. De gevel van dat huis helde namelijk dermate achter over, dat het valgordijn halverwege het venster wel twee decimeter van het glas afhing. En die man woon de daar maar rustig! Voor onze moeder haalden wij graag boter op „het Land van Belofte" in de melkwinkel van Weber. Als daar de baas thuis was stond zijn kar op twee hoge wielen voor de stoep onder de platanen. Op die kar stonden twee gebuikte melkbussen. Voor dit lelijke woord vragen wij excuus, want het waren kunststukken van koperwerk! Ze schenen een wed strijd in het blinken te hebben aangegaan met het blozende gelaat van „vrouw Weber", die voor ons de verpersoonlijking van properheid en gulheid was. Zij kwakte een klont boter, die zij uit een ton schepte, op het papier, niet dan nadat zij zelf meestal een „duimpje" boter in haar mond had laten verdwijnen, steevast gevolgd door de spreuk: ,,'t Is toch zulke lekkere boter!" Bij het scheiden kregen wij een „brok". Ook was het een onvergetelijk ogenblik in ons leven toen onze oudere zuster voor het eerst een hoed Reconstructie van het huis op de Korte Dam met halsgevel Voor de oorlog gesloopt. Toestand 1930. van Voor de

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 15