SELVIA: EEN LEVENDE DAME DIE ALLEEN UIT
EEN BUSTE BESTAAT-DE WONDEROS UIT DE
RHEINPFALZ - EN NOG VEEL MEER VREEMDE
ZAKEN van de SCHIEDAMSE KERMISSEN BE
SCHREVEN en van COMMENTAAR VOORZIEN
89
Op de Scliiedanische Kermis.
„Volgens een recept van professor Boerhaave, onlangs
nog geciteerd in de Staten-Generaal, dient de mens
terwille van zijn gezondheid éénmaal in het jaar wat
stoom te laten schieten", zo schreef de Schiedamse
Courant op 6 juli 1876 bij de aanvang van de jaarlijkse
kermisweek. Het klonk als een gratis advies aan de
abonnees om uit medische overwegingen de bloemetjes
maar weer eens buiten te zetten.
Nu deden de Schiedammers dat toch wel, ook zonder
medische overwegingen, leder jaar opnieuw ver
overde de kermis het toen nog kleine stadje en ston
den de kramen, de circussen, de schouwburgtenten
en al het draaiende spul opgesteld op de Grote Markt
en de Appelmarkt, in het Broersveld en de Lange
Kerkstraat, op het Overschieseplein, het Doeleplein
en het Noordmolenplein, langs de Broersvest, de
Lange en de Nieuwe Haven.
Dagen tevoren al geraakte de burgerij in feest
stemming, wanneer het bedrijvige kermisvolk binnen
trok en het lawaaierige opslaan van kramen en ten
ten een verkwikkende opschudding teweeg bracht in
de alledaagse sleur van het ingetogen stadje. Soms
maakte een spullebaas zijn entree met een reclame
optocht door de straten, zoals die heer Overmeer-
Tewe met zijn „Grand Hippodrome Wellington".
Hij was „na grote successen te Brussel, Nizza, Berlijn
en Parijs per extra-trein naar Schiedam gekomen"
en trok nu, alvorens zijn tent op te slaan op het
Cverschieseplein, met groot vertoon van paarden,
rijtuigen en artiesten de stad door onder aanvoering
van een heraut, die in iedere straat opnieuw met
luider stem verkondigde wat er in het Grand Hippo
drome allemaal te beleven viel. Wat een kostelijke
vertoning, die opgepoetste kermisstoet tussen de
Schiedamse huizenrijen en over het marktplein, om
stuwd door de uitgelaten schooljeugd en met ver
bazing gadegeslagen door de burgerij op de stoep en
heel de secretarie in alle rangen uit de ramen.
Nu had de heer Overmeer zo'n show ook wel nodig,
want nog geen vijftig meter van hem af, bij de molen
De Witte aan de Broersvest stond zijn grote concur
rent Gerard Wolf, ook met een hippodrome. Een
man met fantasie, deze Wolf; want niet alleen paar
den en rijtuigen stelde hij ten dienste van het hoog
geacht publiek, maar „ook kan men rijden op ka
meel". Op kameel! Stel u voor, dit statige schip der
woestijn, geschapen om kostbare ladingen en rijke
nomadenvorsten over onafzienbare zandvlakten te
voeren, nu rondjes draaiend in een Schiedamse arena
van, pak weg, driehonderd vierkante meter, met toch
nooit meer dan een magistraat of een gefortuneerde
brander op zijn bult.
Maar de Schiedamse kermis biedt veel meer dan alleen
maar hippodromes. Wanneer het paard u te wild
en de kameel u te hoog is en u nochtans draaien wilt,