de Schiedamse kermis 90 richt dan uw schreden naar dat sprookje van lichtjes en flonkerende kristalletjes, waar u op iedere hoek uzelf ontmoet in hoge wandspiegels, waar temidden van een arcadisch landschap herdersknapen be schroomd het hof maken aan de kuise dochters van het land, waar cupidootjes over gestyleerde guirlandes gluren, waar alles geschilderd is in suikerbakkers kleurtjes van zachtrose en lichtblauw, waar u zich, weggedoken in het gecapitonneerde pluche, kunt laten wiegen in schuitjes, salongondels en Chinese tempeltjes, of waar u, indien u ondernemender van aard bent, leeuwen, tijgers en beren kunt berijden, makker dan het makste paard; en dat alles onder het oorverdovend gestamp van de machine en het getingeltangel van het pierement daarboven uit, dat bij iedere nieuwe ronde overstelpend op u afkomt en na de bocht weer wegebt als de terugvloeiende branding van de zee. O stoomcarroussel, spectacu laire luxemallemolen van onze oude kermissen met je fagade als een sprookje, droom van de kleinen en vermaak van de groten, nu uitgebannen en nog voortlevend in nog slechts één angstvallig geconser veerd en gekoesterd exemplaar in de kinderspeeltuin van de Efteling. „Groote Caroussel Salon Noblesse", zo bezingt Hubert Wolfs zijn etablissement op de Broersvest in een advertentie als een fanfare, „Rijk en schitterend gebouw. Buffet. Fantastische verlich ting. Een der grootste en elegantste van ons Konink rijk. Verlichting door twee reuzenlocomobielen van samen 100 pk. Concert-Orchestrion". „Maar je zult er tegenover wonen", dacht die tot in het merg getergde Broersvestbewoner die zijn woede af reageerde in een ingezonden stuk: „Ik zwijg nog maar van de marteling om drie verschillende draai orgels uren achtereen allerlei straatmoppen tegen elkaar in te horen krijsen, waarbij dan tot overmaat van ramp een bel u nog haast zonder tussenpozen tergend in de oren klinkt". Maar kom, de krant lezen we thuis wel; eerst nog even de kermis op. Langs houten schavotten, klappe rend zeildoek, achter kramen om en tussen wagens door staan we plotseling voor de tent van J. Schild- meyer. Een pikant geval, dat hebben we gisteravond in de annonce kunnen lezen. Want bij Schildmeyer is niemand minder te bezichtigen dan Selvia van Parijs, zij het dan „met toestemming van het Edel achtbaar Bestuur van Schiedam". Deze garantie is dan ook wel nodig want „Selvia is een levende dame die alleen uit een buste bestaat en tóch leeft zij; dit is en blijft een raadsel vóór en aleer men het gezien heeft en nog niemand vermocht dit raadsel op te lossen; men moet het gezien hebben om het te ge loven. Daar het overtuigend bewezen is, dat de ten toonstelling van Selvia niet afzichtelijk, noch met de zeden in strijd is, nodigt ondergetekende ieder tot een bezoek uit". Zullen we dan maar? En dan gaan we daarna nog even kijken naar „De Wonder Os uit de Rheinpfalz, van voren stier, van achteren os, met vijf voeten en een mensenhand; 1000 daalder aan degene die een tegenstuk biedt"!, en ook naar dat „buitengewoon fijn vet varken, Hollandsch ras, wegende 1004 pond, hetwelk met veel belangstelling is gezien geworden door de Koninklijke Familie". Het is druk op de kermis. Door de nauwe passages tussen de spullen en kramen door dromt en wringt zich half Schiedam, talrijke bezoekers uit het verre Rotterdam en menig boertje van buut'n. Op de stroom mee drijven we weer af naar het Overschiese- plein, waar we worden opgewacht door „Albert Frères Directeuren. Grootste exploitatie op biosco- pisch gebied in Nederland. Nieuw en schitterend naar de eisen des tijds gemonteerd gebouw; sprekende bioscope, gekleurde projecties: de coloratie onzer levende photographie heeft haar toppunt bereikt! Telegram!: Speciale opname!: uitgang der R.C. Singelkerk op zondagmorgen ruim 11 uur; een ieder die deze kerk verlaat zal zich door de Bioscope loopen- de terugzien!". Wat zal de Singelkerk die morgen volgezeten hebben! De kermisattracties zijn onuitputtelijk en gevarieerd. Kijkspelen worden aangediend: panorama's, diora ma's, polyorama's, cyclorama's; er is een ruime keus van abnormaliteitententen: de grootste man, de kleinste vrouw, en tenten met klinkklaar boeren bedrog: „de tweelingzusters uit Edam, 10 jaar oud, wegen samen 30 pond"; of „Graaf Iwan Count Orlof, de eenige levende van boven versteende en van onder doorzichtige man"; Indische magiërs zijn er, Perzische somnambules, prestidigitateurs magnifiques, wassenbeeldenspellen, groots opgezet als dat Ameri kaanse op het Oostmolenplein, waar men kan ge nieten van „de moord op den 10-jarigen A. F. Hoog straten, met het beeld van de knaap; de moord door Klaas Boes te Schagen, alsmede zijn slachtoffer de weduwe Bute en Anna Beyers, alsook de moeder van de moordenaar die zichzelf het hoofd heeft afge sneden; de gruwelijke moord te Bussum; de moord op president Carnot. De Directie heeft kosten noch moeiten gespaard om het den bezoekers zo aan genaam mogelijk te maken. Het natuurlijke hoofd van de onder-radjah van Lombok, f 1000 beloning voor hem die kan bewijzen dat het niet echt is." De belangstelling is groot, de spullebazen hebben niet te klagen; de spaarcenten van een heel jaar en de kermisfooien verdwijnen in de geldbakjes en -laadjes; de tenten lopen vol en leeg, en weer vol; de kramen van poffertjes en wafels, van bijouterieën en galanterieën, van leren handschoenen („Leveran cier van HHKKHH de Prinsen Frederik en Hendrik der Nederlanden"), van optische instrumenten, van „articles de Paris et de Vienne", ze vinden allen gretige kopers. De cafés zijn tot de laatste plaats bezet en in iedere zaal die maar beschikbaar is, is wel een gezelschap van amusementsartiesten of toneel spelers neergestreken. In dat kleine Schiedam van de vorige eeuw, waar gesloofd werd van de vroege morgen tot de late avond, waar iedere gelegenheid tot vertier ontbrak en waar nooit eens feest gevierd werd, in dat Schie dam bood de jaarlijkse kermisweek aan het overgrote deel der bevolking de enige beker van vermaak, waaraan men zich dan ook een roes dronk en die tot de bodem werd geledigd. Drs. P. Th. J. KUYER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 14