DE EFFICIENCY VAN HET HEDEN
117
bescheiden mate en vorm, alles aanwezig wat naar
de eisen des tijds een station moest bevatten. Dat was:
een restauratie eerste en tweede klasse, één voor de
reizigers derde klasse en, last but not least, het salon
eerste klasse. In geen enkel laat-19e eeuws station
heeft het salon ontbroken. In het ene fraai en weel
derig gemeubileerd en gestoffeerd, in het andere uit
bescheidener beurs ingericht. Tot de deftigste, de
aanmerkelijkste behoorde wel het salon eerste klasse
van het Haagse Rijnstraatstation. Wat heeft mij, als
kind, deze wijdse ontvangzaal geïmponeerd. Zwart
houten meubelen met rode bekleding, uitgevoerd in
velours d'Utrecht. Het piece de résistance was wel de
cirkelvormige canapé met straalsgewijze afgescheiden
zitplaatsen in de vorm van fauteuils. Of het zwarte
hout, edel ebben, dan wel geschilderd hout van
plebeïscher origine geweest is, perehout, destijds
was ik nog niet in staat het te onderkennen.
De vensters waren voorzien van vitrages en van
zware overgordijnen, hangende in forse bogen, ge
drapeerd door middel van grote lussen, opgehangen
aan zware roeden door middel van eveneens zware
houten ringen. Of de destijds gebruikelijke lambre
quins aanwezig waren, het onttrekt zich aan mijn
herinnering. Roken was er verboden, het zou heilig
schennis geweest zijn. Men sprak er steeds op ge
dempte toon. De vloer was bedekt met een zwaar
rood tapijt, later vervangen door linoleum van dito
kleur. Het scharlaken gaf de toon aan in deze tempel
der deftigheid. Er heerste onmiskenbaar de sfeer van
het ontvangstsalon van de gegoede burgerij; ik zou
zeggen de geest van het Victoriaanse tijdvak, de sfeer
van de behuizing van „the man of property".
Niet alleen het station aan de Rijnstraat bood zijn
gasten van de eerste klasse zulk een salon, ook het
Haagse station van de H.IJ.S.M. wist zijn reizigers
van rang en klasse te ontvangen. En boven alles stond
het werk van architect Dr. Kuijper, belichaamd in
Amsterdams Centraal station.
De H.IJ.S.M. had ook Schiedam een salon-wachtkamer
eerste klasse toebedeeld, al was deze ruimte van
standing bescheidener van afmetingen en soberder
van inrichting dan in Amsterdam en Den Haag. Maar
ook hier kon men zich wanen in het woonhuis van de
meer dan welvarende burger. Van de goed gesitueerde
Schiedammer wel te verstaan; Hagenaars en Schie
dammers zijn niet van dezelfde makelij.
Tempora mutantur, klasseverschillen vervaagden in
een veranderende tijd, werden in elk geval niet meer
gehonoreerd en gerespecteerd. Nog steeds hebben de
reizigers de keuze tussen twee klassen, maar het
negentiende-eeuwse wachtsalon eerste klasse is ten
offer gevallen aan de zich wijzigende tijdgeest. Klasse-
verschillen, standsverschillen, worden niet meer tot
uitdrukking gebracht door apartheid, zeker niet
meer in die mate als onze voorouders zulks recht
vaardig en noodzakelijk achtten. Het salon eerste
klasse van Schiedam's station kwijnde weg doordat
er een steeds spaarzamer gebruik van werd gemaakt.
Ten langen leste gingen de deuren dicht. Het salon
werd gesloten als zijnde een uit de tijd geraakte
overbodigheid.
Ook de omgeving van Schiedams station had een
metamorphose ondergaan. Toen het, in '88, zijn
poorten opende, drongen de weidegronden die
Schiedam van Rotterdam scheidden, door tot op
enkele meters afstand van zijn gevels. Nog tientallen
jaren zou het zo blijven, bij aankomst in Schiedam
waande men zich voor een ogenblik in een dorp,
waarin veeteelt het belangrijkste middel van bestaan