MUSEUMCONCERT
251
nelijk hebben de mannen niet meer genoeg kracht
om een poging te doen om ze te harpoeneren.
Op 3 april schrijft Adriaen Hermansen: „wy hebben
beyde onse twee leste Hoenderen ghedoot/want wy
nu teghenwoordich maer twee ghesonde mannen zijn
de andere syn vry sieck/en oock seer kreupel van het
Scheurbuyck/ ende van de kou/die wij gheleden heb
ben." En dan volgt op 16 april een triest bericht:
die dag „is onsen Broeder gherust in den Heer/
Adriaen Hermansen van Schiedam, die ons Boeck-
houder was/daer wy seer bedroeft om waren - wy
syn nu noch met ons twee ofte drie ghesonde mannen/
die noch van achteren tot vooren konnen loopen om
de siecken te bedienen/en bennen soo kreupel/dat wy
qualick van afteren tot vooren konnen komen." Ten
slotte blijft alleen deze pennevoerder nog op de been
en hij schrijft dan op 27 april dat aangrijpende bericht,
dat het einde aankondigde: „wy hebben onsen Hont
ghedoot om te eten/tot onse vervorsinghe."
Die verversing heeft niet geholpen. Stilte viel over de
blokhut van de zeven Hollanders en toen een maand
later om precies te zijn op 4 juni 1634 de vloot
arriveerde, vonden de Zeeuwse matrozen, die het
eerst voet aan wal zetten, de volgende situatie: „In
de hut binnentredende hebben zij gezien den desolaten
staet van de 6 Matroosen, die zij alle doodt gevonden
hebben, elck apart in zijn kooie, waer van sy seer
verschrickten ende verbaest uyt traden en hebben 't
ghebootschapt aen den Commandeur; den eenen hadde
noch het Kasenbroodt by hem in de Koy staen, den
derde met een Salfdoos bij hem staende, waer uyt hy
eenige Salve hadde ghebruyckt, om syn Tandtvleisch
mede te smeeren, also hy noch de handt na de mond
toe gebogen hadde, het Boeck noch by hem leggen,
also hy noch leggen lesen hadde." Na deze tragedie
is de walvisvangst in deze contreien nog slechts enkele
jaren doorgegaan, maar in 1640 waren er te weinig
walvissen meer. De traankokerijen werden afgebroken
en op het eenzame strand van Jan Mayen bleven achter
20 sloepen, twee grote boten, koelbakken, traanvaten
en grote trossen kabeltouw. Eeuwen later zouden zij
worden teruggevonden als zovele bewijzen van Hol
landse ondernemingsgeest en vermetelheid.
Kort voor de eerste wereldoorlog kwamen plotseling
Jan Mayen en zijn overwinteraars weer in de volle
belangstelling te staan. Een Engelse wetenschappelijke
expeditie wilde Jan Mayen bezoeken en bood de Neder
landse regering aan er een steen te plaatsen op het
graf der zeven Hollanders. Een inschrijving werd ge
opend en het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap
liet van de opbrengst een kubus maken van 2500 kg
Noors graniet met het opschrift: „Outgert Jacobszoon
van Grootebroek en zijne 6 Hollandsche makkers zijn
in april 1634 hier bezweken bij eene poging tot over
wintering". Helaas konden de Engelsen het eiland niet
bereiken omdat er te veel ijsgang was en de expeditie
keerde met de steen naar Newcastle terug. Maar
door het uitbreken van de wereldoorlog werd de
aangelegenheid volkomen vergeten, tot veertien jaar
later, in 1926, in het Amsterdamse Waaggebouw een
brok graniet werd ontdekt, waar niemand iets van
wist. Het enige, wat de geraadpleegde archeologen
met zekerheid wisten, was dat de overwintering niet
had plaats gehad op de Nieuwe Markt. Tot tijdens
een officieel diner het tafelgesprek toevallig over de
steen ging en een der gasten, lid van het Aardrijks
kundig Genootschap, mes en vork neerlei en zei:
Wel allemachtig - dat is onze steen
Van de 2500 kg graniet heeft men toen de plak met
het opschrift afgezaagd en deze gedenkplaat toch
nog altijd 450 kg zwaar is in 1930 met de politie-
kruiser Nautilus naar Jan Mayen gebracht. Het graf
van de zeven Hollanders kon niet worden ontdekt,
maar de mannen van de Nautilus hebben de steen
met vereende krachten omhoog gesjord op een rots
piek, oprijzend uit zeven meter helling van vulkanische
as, en daar met cement bevestigd. Op dit moment
vegen vermoedelijk de ijzige sneeuwjachten over de
letters van de inscriptie heen. Daar staat dan „Outgert
Jacobszoon van Grootebroek" en niet de naam van
Adriaen Hermansen van Schiedam. Maar och! die
heeft dan met zijn journaal zichzelf en zijn metgezellen
een ander monument opgericht, een monument van
moed en grote ondernemingsgeest!
Op 27 december 1963 vindt er in het museum een bijzonder
concert plaats. Het muziekgezelschap QUADRO AMSTER
DAM speelt dan nl. werken van Bach, Telemann en Guille-
main. Het kwartet bestaat uit vier gerenommeerde musici
t.w. Gustav Leonhardt - clavecimbel, bekend als een onzer
beste clavecinisten en verzamelaar van oude muziek
instrumenten; Frans Brüggen - fluit, een naam die nauwelijks
toelichting behoeft, hij heeft de blokfluit gemaakt tot een
vooraanstaand instrument en behoort tot de grootste ver
tolkers op dit nobele blaasinstrument, hij trad op met vele
beroemde orkesten en is een regelmatige gast voor radio
en t.v.; Jaap Schroder - viool, maakt deel uit van het be
roemde Nederlands Strijkkwartet, dat diverse succesvolle
tournées door Europa en de V.S. heeft gemaakt; ten slotte
Anner Bijlsma - violoncel, de eerste cellist van het Concert
gebouworkest en prijswinnaar van vele concoursen.
Dit concert, dat zo goed past bij de kerstsfeer, bevelen we
gaarne bij u aan. De aula van ons museum zal ongetwijfeld
zo bezet zijn, dat het raadzaam is van te voren kaarten te
bestellen.
Op de foto ziet u van links naar rechts: Gustav Leonhardt,
Frans Brüggen, Jaap Schroder en Anner Bijlsma.