dikker dikker dikker door Jeanne de Vlieger - Verbeek 253 feren de kaarsenmakerij, hier niet gevuld met jenever, maar met wit schapevet afkomstig uit Australië. De pittige lucht van schapevet hangt er, zoals vroeger aan de Broersvest. „Toch is het niet alleen vet", lacht Piet Vlek geheimzinnig, „er zit nog iets door om het vet stijf te maken, maar wat dat is, ver tel ik niet". Zijn handen werken door; steeds weer dopen de kaarsjes in wording erin, eruit. Voorzichtig veegt hij de druppels af aan de rand. „Vierduizend per dag als het flink koud is en je aan de gang kunt blijven", want Piet Vlek verdeelt zijn aandacht tussen drogisterij en kaarsenmakerij. Hij gooit achttien klare kaarsen in een ouderwetse weegschaal. Om aan achttien in een pond te komen verwisselt hij wat dikkere voor dunnere maaksels. Daarna worden ze in een kartonnen doos gestopt en vinden hun weg naar grossiers en vandaar door het hele land. Met grote stappen loopt Vlek door de werkplaats, in de hane- balken hangen nog wat oude assen als overblijfsel uit de tijd, toen hij ook nog zeep maakte. Je vindt hier piepkleine kaarsjes voor een verjaardagstaart, maar ook stearinekaarsen uit Gouda; de grootste is één meter lang en heeft honderd vierenveertig brand- uren! Piet Vlek is nu achtenvijftig jaar en veertig jaar in de zaak. Hij houdt van het oude handwerk, maar weet dat hij de laatste der Vlekkianen is. De jongere gene ratie voelt niet voor de kaarsen makerij. „Het moet lonen", zegt hij nuchter, „voor mij is het maar een bijzaakje en als ik ophoud met dopen dan is er geen vetkaars meer te koop in ons land". Dan valt de laatste ton in duigen en zullen de oude koperen potten en pollepels alleen nog vertellen van het oude handwerk. Bukken en buigen, dopen en uitdruipen, nóg groeien de kaar sen onderzijn handen dikker, dikker, dikker.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1963 | | pagina 37