287
kracht heeft. Het is inderdaad opvallend maar laat
zich waarschijnlijk wel verklaren dat de verre
ruimte een sterke aantrekkingskracht heeft, maar de
verre tijd niet. Er is een aversie zich met de verre
toekomst bezig te houden en zich een beeld te ont
werpen van hoe het dan eigenlijk zou moeten zijn.
Drie kwart eeuw geleden durfde Bellamy het aan een
stoutmoedig en optimistisch beeld te ontwerpen van
de maatschappij in het jaar 2000. Wij staan er nu
dichtbij, maar durven het nauwelijks meer aan. Onze
zakelijke prognoses reiken doorgaans niet verder dan
20 jaar na dezen, alleen in een stoutmoedige bui
wagen sommigen zoals onlangs prof. De Wolff
uitspraken te doen over het jaar 2000. Wie zich aan
fantasieën te buiten gaat, tovert ons bijna zonder
uitzondering schrikbeelden voor ogen. Nee, wie thans
in de toekomst vlucht, vindt daarin geen vrede.
Wie thans een rustpunt zoekt, gaat terug naar het
verleden (of ergens ver weg in de stille ruimten van
onze aarde). Hij hecht aan oude gewoonten en ge
bruiken, ook al passen ze niet meer in deze tijd en zijn
ze hinderlijk geworden voor de voortgang. Hij hecht
aan een samenlevingsmoraal die geen geldigheid meer
heeft en aan tradities die stervende zijn. Door dit
hechten aan wat voorbij is, vindt hij weliswaar een
rustpunt, maar plaatst hij zich buiten de tijd. En er
dreigt gevaar voor verstarring in oude patronen.
Ook hier ligt voor de mens een opdracht, die hij voor
zichzelf zo kan formuleren: hoe kom ik klaar met die
voortdurende verandering; hoe blijf ik bij de tijd en
vind ik toch de stabiele rustpunten waaraan ik be
hoefte heb. Hier ligt volgens mij inderdaad het grote
probleem, want wij dienen wel met de tijd mee te
gaan, maar moeten toch niet meegaand zijn, - niet
ons laten drijven op de stroom der gebeurtenissen en
niet ons kritiekloos schikken in elke verandering.
Evenmin echter zullen we de veranderingen zoveel
mogelijk langs ons heen moeten laten gaan en zoveel
mogelijk alles behouden wat wij eenmaal hebben ver
worven. Het is inderdaad een voortdurend zoeken
naar het juiste midden en dit vergt voornamelijk een
voortdurende bereidheid tot toetsing zowel van wat
verworven werd als van wat ons als nieuwe aanwinst
wordt voorgehouden en aangeprezen. Zo gaan wij
mee met de tijd, en daarbij bevinden wij ons gedurig
in een proces van reconstructie, weg doende wat niet
van deugdelijk gehalte blijkt te zijn en aannemende
wat nieuwe waarde blijkt te vertegenwoordigen.
Het is een vermoeiende bezigheid om zelf zo onop
houdelijk in herbouw te zijn, en om het vol te kunnen
houden hebben we momenten van rusten ontspanning
nodig. Rustpunten in de voortstromende tijd. Als zo'n
moment van rust zie ik niet, dat wij maar eens onze
waakzaamheid laten verslappen en ons willig mee
laten voeren op die stroom van de tijd. Dit zou kunnen
betekenen, dat we willoos de mode volgen, niet alleen
in kleding, maar ook in denkbeelden, in de literaire
smaak, in kunstopvattingen enz. En dit kan niet de
bedoeling zijn als we het hebben over een rustpunt.
Wel vinden we zo'n rustpunt op ten minste twee
andere wijzen. De eerste manier is: ons buiten de
tijd te plaatsen en ons te vermeien in het tijdeloze en
in wat zichzelf wezenlijk gelijk blijft bij alle verandering
die de mens in steeds sneller tempo aanbrengt. Wij
kunnen in retraite gaan, in de natuur om de eeuwige
wisseling der seizoenen op ons te laten inwerken; in
de musea om ons te laven aan de eeuwige schoon
heid van kunstwerken; in de literatuur om te zoeken
naar gedachten, ideeën, verbeeldingen die als een rode
draad lopen door de geschiedenis der mensheid; in
de kerken, kloosters, bezinningscentra om te speuren
naar het blijvende in alle wisseling. Wij hebben deze
rustpunten nodig, en wij vinden ze in de natuur,
voor zover nog voorradig, en in wat door alle tijden