N. HOLL richt zich op de praktijk van morgen oud-voorzitter S.G. 290 Dames en heren, Misschien mag ik, nu ik zoveel bekende gezichten om mij heen zie, ook wel zeggen: vrinden. De voorzitter heeft mij vanmorgen een taak op de schouders ge legd, die ik geloof ik eigenlijk niet heb of die mij van te voren niet is medegedeeld, nl. om een inleiding te houden. Daar zal ik mij dus ook per se van onthouden, ook al uit een gevoel van bescheidenheid na wat vanmorgen is geweest. Mocht u het niet weten: Schiedam is voor de echte Schiedammer zoiets als het paradijs geweest moet zijn zowel voor Adam en voor Eva, als voor de slang en voor de appel. Je van het, voor ieder op zijn manier; wat dus alleen betekent, dat hier en hier alleen iets goeds te horen is over Schiedam, want Schiedammers vinden Schiedam nu eenmaal goed. Boekjes zijn er niet of weinig over en u moet maar eens een uurtje gaan wandelen langs de Haven of slenteren over de Dam om te beseffen wat het betekent: in Schiedam te zijn. Dames en heren, wat ik u daar net heb voorgelezen is niet van mij. Dat heb ik opgediept uit het blad van de Nederlandse Spoorwegen „Tussen de rails" en ik heb alleen maar het woord „Amsterdam" vervangen door „Schiedam". Het was mijn bedoeling dat u, ter wijl ik dit schone proza voorlas, even de wenkbrauwen zou fronsen en zou denken: is die vent nou zolang burger van Schiedam geweest? Is de Schiedammer zo en is Schiedam zo? Het zal u, evenals mij, niet zijn ontgaan hoe onze hooggeleerde inleider van deze morgen bij zijn be spreking over wat een lokale culturele gemeenschap in deze tijd kan betekenen blijk heeft gegeven zich uitermate goed omtrent Schiedam op de hoogte te hebben gesteld. Ik meen dat het de opzet van deze dag is om vooral voor diegenen die aan dit werk van deze gemeenschap in Schiedam meewerken nieuwe wegen te wijzen, om zodoende voor de komende jaren een richtsnoer te kunnen vinden. Natuurlijk verwacht u niet van mij, dat ik u opnieuw zal inwijden in de problematiek; hoe zou het ook kunnen na wat wij vanmorgen hebben gehoord. Mijn taak is, geloof ik, alleen om uit de rede van professor Ten Have enige aspecten naar voren te halen, typisch Schiedamse aspecten, die ik dan gaarne aan u voorleg. Ik geloof

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1964 | | pagina 14