:«t
285
foto Dick Bos
contacten willen leggen, maar zij weten de wegen
niet te vinden en zouden geholpen moeten worden.
Aan de andere kant zijn er altijd wel mensen die hier
willen helpen, omdat zij het belang ervan inzien
misschien door eigen ervaring geleerd maar die
hunnerzijds ook de wegen tot deze hulp niet kennen.
Een orgaan als de Schiedamse Gemeenschap kan hier
stimulerend werken. Het kan en moet m.i. er aan
meewerken, dat de mensen, de bevolking van de stad,
het belang van de tussenposities voor de oriëntering
in de wereld leren zien. Het is in de eerste plaats een
belang voor de mensen zelf, omdat zij via deze reeks
van steeds ruimer wordende wereldjes zich steeds
meer vertrouwd zullen voelen met de wereld, waar
door zij gemakkelijker wisselende posities zullen in
nemen en minder geneigd zullen zijn om zich angstig
of ontmoedigd op één positie te fixeren. Het is echter
evenzeer een belang voor de stad, want als buurt of
wijk of stad voor de bewoners zijn gaan leven als een
brok eigen wereld, dan krijgen zij oog voor de be
langen van deze contreien, en bij zulk een belang
stelling van de bewoners kan een stad alleen maar
wél varen.
De vraag rijst dan, hoe de Schiedamse Gemeenschap
er aan kan meewerken, dat men zich meer met de
wereld waarin men leeft, vertrouwd gaat voelen.
Ik zou niet willen trachten deze vraag op dit moment
uitputtend te beantwoorden, daartoe acht ik mij ook
niet competent. Ik wil alleen enkele mogelijkheden
opperen
het kan al op gang worden gebracht door allerle'
informatie te verstrekken in het maandblad en
door informatieve bijeenkomsten te beleggen; bij
die gelegenheden kunnen de bewoners van de
nodige kennis omtrent buurtleven en stadsleven
worden voorzien;
het kan door het bevorderen van informele con
tacten in een buurt, door het samenbrengen van
mensen in gespreksgroepen waarin speciaal de
problemen van het leven in allerlei verbanden en
van het buurtleven in het bijzonder ter discussie
worden gesteld;
het kan voorts door de meer formele organisatie
van buurtraden of wijkraden, die alscentra kunnen
optreden voor allerlei activiteiten.
Ik leg dit graag aan u voor en hoop, dat wij hierop
in het forumgesprek terug zullen kunnen komen.
Dit alles betreft nog maar de ene reeks van posities
waarmee de Schiedamse Gemeenschap te maken heeft.
De andere reeks van posities loopt over de diverse
organisaties of althans groeperingen, die niet door
territoriale banden verbonden zijn, maar door banden
van maatschappelijke belangen, beroepsbelangen,
interessen, vriendschap, behoefte aan gezelligheid en
gezamenlijke ontspanning, politieke overtuiging,
levensbeschouwing, geestverwantschap, enzovoort.
Er zijn bijzonder veel uitgangspunten, en er heeft zich
dan ook een bijzonder rijk organisatieleven ontwik
keld, ook in Schiedam, als ik zo de gids bekijk. In
sommige van deze verenigingen, clubs en andere
groeperingen zou gelegenheid moeten zijn om tot een
verruimde oriëntatie in de wereld en tot een aan
vaarding van wisselende posities te komen. In som
mige, niet in alle, met name niet in de verenigingen
die voornamelijk interesseverenigingen zijn, waarin
men zich concentreert op de beoefening van een be
paalde activiteit waarvoor men interesse heeft: sport,
muziek, zang, schaken, biljarten, fotograferen, tui
nieren enz. Deze laat ik buiten beschouwing, maar
wel denk ik bijv. aan een verscheidenheid van jeugd
verenigingen, aan de culturele verenigingen voor vol
wassenen, aan buurtverenigingen, vrouwenorganisa
ties, vak- en standsorganisaties en organisaties op
levensbeschouwelijk gebied. Het zijn er vele, en alle
zijn zij geëigend elk op eigen wijze en op eigen
terrein om de leden te helpen zich sociaal en cul
tureel te oriënteren in de wereld, te helpen om de
kloof tussen het persoonlijke belang, de persoonlijke
beperkte gezichtskring, de persoonlijke zienswijze en
de vele andere belangen waardoor de wereld wordt
beheerst, de ruime sortering van andere zienswijzen
enz., te overbruggen, - om dan voorts door deze over
brugging vertrouwd te worden met de vele mogelijke
posities.
De vraag is nu echter, of dit in feite gebeurt. Ik ben
zo vrij het te betwijfelen en ik zou mijn twijfel willen
uitdrukken in twee vragen. Is het, ten eerste, veelal
niet zo, dat men de organisatie benut niet om de leden
te helpen met een grotere maatschappelijke en gees
telijke ruimte vertrouwd te raken, maar om ze steviger
te verankeren in een beperkte gezichtskring, om hun
behoefte aan het kleine houvast te bevredigen en om
ze af te houden van andere verruimende zienswijzen?
En de tweede vraag: Zo er al goede wil is, is de werk
wijze van de organisatie dan wel geschikt om deze