Dr. W.A. LEHMAN DE LEHNSFELD
uitzonderlijk begaafd classicus
iet Schiedam omvangrijke bibliotheek na
314
Daags na de Kerstdagen van 1901 op 27 december
overleed in onze stad dr. Willem Adriaan Lehman
de Lehnsfeld, van 1880 tot 1897 leraar in de klassieke
talen aan het Stedelijk Gymnasium te Schiedam en
van 1898 tot zijn dood curator van deze onderwijs
instelling. Op de laatste dag van het jaar werd zijn
stoffelijk omhulsel door de lijkwagen, getooid met
rouw omfloerste lichten, maar ook met vele bloemen,
naar de openbare begraafplaats gereden en aan de
aarde toevertrouwd. Op verzoek van de overledene
is door geen der aanwezigen bij de groeve het woord
gevoerd.
De overleden oud-leraar en curator was niet gehuwd
geweest en had zijn hele Schiedamse tijd op kamers
gewoond. Van elders gekomen familieleden schonken
zijn omvangrijke bibliotheek van uitgaven van
Griekse en Romeinse schrijvers aan het Gymnasium.
Daar vormden zij een tastbare nagedachtenis van de
overledene, een herinnering, die langzaam verbleekte
evenals die aan zijn boeken, tot schrijver dezes bezig
was er een catalogus op te maken.
En terwijl de boeken mij stuk voor stuk in handen
kwamen, zocht ik achter de perkamenten banden,
achter de folio-, quarto- en octavodelen, de mens, die
de bibliotheek bijeen had gebracht, en deed ik een
poging het beeld van deze merkwaardige figuur in
de Schiedamse samenleving voor mij te halen. Moge
de plaats, waar ik zulks probeerde, het gemeente
archief, dat de vroegere huisvesting was van ons
Gymnasium en waar Lehman de Lehnsfeld zijn lessen
had gegeven, als de gist zijn geweest, nodig om de
omgeving van deze bijna geheel vergeten figuur tot
leven te wekken.
In 1850 te Domburg, Walcheren's tuin, geboren als
zoon van een Hervormd predikant, liep hij het Gym
nasium af te Middelburg in de schaduw van de Abdij.
Reeds daar onderscheidde hij zich en werden hem
prijzen voor bijzondere ijver met name ten aanzien
van de klassieke talen toegekend. Dan volgde zijn
studententijd in Leiden. Aan deze beroemde universi
teit, zijn Alma Mater, voltooide hij de studie in de
literaire faculteit met een voortreffelijk proefschrift,
geheel in overeenstemming met het feit, dat hij
algemeen in Leiden beschouwd werd als een van de
meest begaafde studenten van die jaren.
In 1880 kwam Lehman de Lehnsfeld als leraar aan ons
Gymnasium naar Schiedam. Een wonderlijke over
gang moet dat geweest zijn: de pastorie in het rustige
landelijke Domburg, zes jaren lerend, en rond
dwalend door de middeleeuwse pracht van Middel
burg; zijn studiejaren in Leiden, waar hij op kamer,
bibliotheek en collegezaal alle dorst naar kennis en
weten kon bevredigen. En dan de brandersstad
Schiedam, waar hij zijn lessen gaf een tiental jaren
geleden wisten enkele hele oude oud-leerlingen zich
deze Gymnasiumleraar nog te herinneren om zijn
fabelachtige kennis en verder vrij rustig en sciDe
kens leefde.
Een kleine school, leraar, géén rector, veel vrije tijd.
Een ideale situatie om, na zijn schitterende dissertatie,
tot verdere wetenschappelijke arbeid te komen.
Zo zouden wij denken, maar de werkelijkheid is anders
geweest: geen boek of tijdschriftartikel heeft hij
meer geschreven. Wat is daarvan de oorzaak ge
weest? Waarschijnlijk zouden wij die nooit geweten
hebben, ware het niet, dat een van zijn medestudenten
later hoogleraar in Leiden, en Lehman de Lehnsfeld's
beste vriend, prof. Dr. J. J. Hartman, in de Schiedam-
sche Courant van 31 december 1901, de dag van de
begrafenis, aan hem een bewogen en in innerlijke
bewogenheid geschreven „in memoriam" had gewijd.
En dit courantenartikel nu verklaart veel, eigenlijk
wel haast alles, wat een raadsel scheen in Lehman
de Lehnsfeld's leven.
Prof. Hartman vertelt, dat hij de latere Schiedamse
leraar van zijn studententijd af goed had gekend als
een uitzonderlijk begaafd mens, die niet alleen op
het terrein der klassieke talen maar óók op dat der
wiskunde dermate uitblonk, dat de hoogleraren van
beiderlei studierichting hem een professoraat in hun
eigen vak voorspelden. Maar hoe anders bleek de
toekomst te verlopen. Reeds tijdens zijn studenten
jaren begon Lehman de Lehnsfeld te lijden aan zware
hoofdpijnen en ernstige slapeloosheid, een kwaal, die
hem nooit meer heeft verlaten en in zijn Schiedamse
tijd steeds erger is geworden. Daarom heeft hij in
Schiedam alleen zijn lessen kunnen geven, wat gelezen
in zijn klassieken, met zorg verzameld en bewaard,
maar is hij nooit tot verdere wetenschappelijke arbeid
gekomen. Dat velen van zijn studiegenoten, die niet
de helft van zijn intellect bezaten, omhoog sprongen
op de maatschappelijke ladder of topfuncties ver
wierven bij het Gymnasiaal onderwijs, zonder daar-