4e DECLAMATIEWEDSTRIJD S.G. 11 Er stond een verhuiswagen in de Nassaulaan. Sterke kerels sjouwden solide meubels het huis uit. Aan een touw daalde statig een piano neer, een koraaltje van Bach trilde nog na in de snaren. Een rustig man zat op een kist vol serviesgoed te bladeren in een vergeeld perkament. „Dag Piet" zei ik zacht. Hij bekeek me mild, vierde kwiek op en legde een goede hand op mijn schouder: „Leuk dat je even gekomen bent. Ik zal je niet vergeten. Ik zal niemand kunnen vergeten uit Schiedam. Deze stad neem ik mee in mijn hart". Ik knikte en slikte een prop door mijn keel. 's Avonds kon iedereen in de krant lezen dat Drs. P. Kuijer naar Den Bosch vertrokken is. Tien jaar is hij hier archivaris geweest: een jonge man tussen bestofte folianten. Als een olijk knaapje dat de krentjes pulkt uit de cake heeft hij jarenlang de leuke feitjes geplukt uit eeuwen Schiedamse geschiedschrijving. Hij kende elk straatje, elk huis. Hij wist precies hoe het hier allemaal gegaan is vanaf Aleid tot Burgemeester Peek. Urenlang kon hij vertellen van de branders en de graanbeurs, van het voormalig hofje van Belois en van de regenten van het St. Jacobs Gasthuis. Als hij sprak bouwde hij zijn zinnen zorgvuldig als een architect die een bejaardencentrum schetst: bedachtzaam, elk woord op zijn plaats, breedvoerig, monumentaal. Hij had geen haast: waarom zou hij? Als je gewend bent eeuwen te sorteren, wat doen een handjevol half uurtjes er dan toe Een vriendelijk mens, die voor iedereen tijd had, die naar iedereen geduldig kon luisteren. Voorzitter van de R.K. Leeszaal, voorzitter van het Oudercomité van het Liduinalyceum, lid van de bestuursraad van onze Schiedamse Gemeenschap, redacteur van dit blad, helper en gids van alle snuffelaars in Schiedams historie. Hij had ook zitting in de St. Willibrordus-stichting en was een trouw bezoeker van een klein studiegroepje, dat ééns per maand een avond bezet is met theologische, sociale en soms politieke vraagstukken, al moet ik zeggen dat dit laatste onderwerp hem niet zó bijster boeide. Politiek wordt voor hem pas interessant als het „be legen" is. Van T.V. had hij helemaal geen verstand, wel van oude prenten, van beduimelde handschriften en van alles wat „vroeger" geweest is. Op heel veel vergaderingen zal een lege stoel vergeefs op hem wachten. Voor die stoel is dat niet zo erg, maar de vrienden die ernaar kijken zullen Piet Kuijer nog heel lang missen. Ze zullen allemaal weten dat zó'n man niet gemakkelijk te vervangen is. Ze zullen elkaar nog dikwijls vertellen hoe pleizierig, hoe wijs, hoe bedachtzaam hij was. Met een zucht zullen ze besluiten: en nou istie weg!" SEBASTIAAN Op 3 maart jl. werd voor de vierde keer in de aula van het Stedelijk Museum een declamatiewedstrijd gehouden, 's Mid dags voor de junioren, 's avonds waren de senioren aan de beurt. De jury werd gevormd door: Mevr. R. G. Koudstaal uit Rotterdam, de heer Gabriël Smit en de heer C. Ouboter. In tegenstelling tot vorig jaar lichtte een der juryleden, in dit geval de heer Gabriël Smit, de genomen beslissingen toe. Wat de junioren betreft had de jury het gemakkelijk. Eenstem mig werd beslist, dat: van de N.O.-groep Kees Schaap van de R.K. Techn. school de eerste prijs kreeg met zijn voordrachten van „Ontmoeting met Tiberius" en „Waar de koning trek in had", beide van Annie M. G. Schmidt; van de U.L.O.-groep was het Theo van Es van de R.K. Jongens mulo in zijn voordracht van „De herdersfluit" van J. v. d. Waals en „Driekoningen" van Bertus Aafjes. Door de eenvoudige manier van voordragen behaalde hij van de junioren-groep het hoogste aantal punten. Van de derde groep, het V.H.M.O., haalde Willy de Ruiter van de R.H.B.S. de eerste prijs met „Aan een klein meisje" en „Prinses Rosalinde" van Annie M. G. Schmidt. 's Avonds kreeg de jury het heel wat moeilijker. Na lang beraad viel ten slotte de beslissing. Van de eerste groep (N.O.) was het Mariska v. d. Pijl die de prijs in de wacht sleepte met 'Franciscus in het woud' van Anth. Donker en 'Moeder dicht' van Annie M. G. Schmidt. Over de U.L.O.-groep was het aanvankelijk erg moeilijk een beslissing te nemen, maar ten slotte kenden zij de eerste prijs toe aan Trudy Janse van de Mater Dei U.L.O. Met het gedicht 'Het carillon' van Ida Gerhardt, dat 'heel zuiver van sfeer' werd voorgedragen, zoals de heer Gabriël Smit het uitdrukte, behaalde zij de eerste prijs in de tweede groep; als vrij gedicht had ze 'Kamelen' van Bertus Aafjes gekozen. In de V.H.M.O.-groep was het Egbert Switters van het Sted. gymnasium, die met 'Het beeld' van Paul Rodenko met kop en schouders boven de anderen uitstak. Het gedicht werd werkelijk subliem vertolkt, evenals zijn vrij gedicht 'Het schilderij' van Gerrit Achterberg. Hij kreeg, zowel van de junioren als de senioren, de meeste punten toegekend. De wisselprijzen, voor de school, die gemiddeld de meeste punten behaalde, gingen in groep 1 naar de Huishoudschool, die voor de derde achtereenvolgende maal deze prijs in ontvangst nam en hem dus mocht houden. In de U.L.O.-groep kreeg de r.k. Jongensmulo en in de V.H.M.O.-groep de R.H.B.S. (afd. M.M.S.) de wisselprijs. De avond werd besloten met enkele woorden van Gabriël Smit. Hij zei, blij te zijn, dat er zo spontaan werd deelgenomen aan deze declamatiewedstrijden. „In deze zakelijke wereld gaan de mensen steeds meer op elkaar lijken, ze worden massamensen. Daarom is de poëzie zo belangrijk: door de inzet van je eigen persoon, door de overgave in je voordracht vindt er een ont moeting plaats door het gedicht met de dichter. Daarom is het zo belangrijk voor je eigen persoonlijke ontwikkeling". Wat de keuze van de gedichten betreft: Die was eigenlijk weinig persoonlijk en gevarieerd geweest. De jongere generatie was nauwelijks aan het woord geweest, evenmin echt klassieke werken. Maar, hoewel Schiedam helaas niet te vergelijken was met andere jaren, was het t.o.v. andere steden in ons land toch behoorlijk voor de dag gekomen. JOSEPHINE VINCENT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1964 | | pagina 11