Stedelijk Museum Schiedam
Kritische notities
bij een
jaarverslag
Aankopen
Een rem
37
Zonder nu te willen beweren, dat het jaarverslag van het
Stedelijk Museum Schiedam over 1964 pessimistisch is
gesteld, mag men toch wel vaststellen, dat het behalve
een jaaroverzicht ook min of meer een klachtenlijst is.
Nu lijkt dit een groot woord: klachtenlijst.
Een oppervlakkig lezer zal zeggen, dat de museumzaken
er goed voor staan. De restauratie van de linkervleugel
van het museum is reeds zover gevorderd, dat in 1966
van ingebruikneming van deze vleugel sprake kan zijn.
De bestaande ruimte zal dan uitgebreid zijn met een aan
tal zalen die het geheel tot een uniek complex maken.
Een prachtig feit dus.
Het bezoekersaantal nam toe: 17.186 tegen 16.275
personen in 1963. Fijn, fijn, toegegeven.
Het educatieve werk vond in het verslagjaar ook weer
doorgang: 43 museumlessen voor schoolkinderen en
30 rondleidingen/lezingen werden gehouden. Goed, de
al te luidruchtige restauratiewerkzaamheden werkten
soms wel eens storend, maar het vond voortgang.
Het initiatief tot „Balans", de moderne kunstbeurs,
werd een manifestatie die zelfs internationale belang
stelling trok; een initiatief ook dat om herhaling
vraagt. Desgevraagd bleek ons ook dat deze her
haling komt. „Balans" wordt misschien zelfs een jaar
lijks terugkerende gebeurtenis, terwijl er dan, om het
geheel nog aantrekkelijker te maken, ook sprake is
van goedkoper werk. Alweer dus iets om tevreden
over te zijn.
Door aankopen (sic!) en schenkingen werd de ver
zameling van het museum uitgebreid met o.a. werken
van Nanninga, Corneille, Wagemaker, Agata en
Mannucci.
Schiedamse burgers schonken historische voorwerpen
en „de verzameling bodemvondsten werd verrijkt
door scherven, afkomstig uit een inheemsromeinse
behuizing in de West-Abtspolder te Schiedam".
Feiten waarop men trots kan zijn: Corneille en Nan
ninga (o.a.) in de collectie, scherven van verre voor
vaders in de vitrine, schenkingen van gulle Schiedam
mers, al met al geen reden tot pessimisme.
De reeks tentoonstellingen van 1964 mocht er ook
zijn. De grote zomertentoonstelling „Balans" noemden
we al. De inzet van het jaar zullen velen zich nog
herinneren: „Jong Egypte weeft" - zon en jeugd ge
strikt in een tapijt. Andere successen we doen maar
een greep waren: de grafiek van Harry van Krui-
ningen, de wandkleden (en die pittige geur van teer
en water!) van Wil Fruytier; de Sardijnse foto's van
Joan van der Keuken en hedendaagse Chinese schilder
kunst. Met gebruikmaking van de rijkssubsidieregeling
voor particuliere kunstaankopen werd er door diverse
particulieren ook nog gekocht. Het tentoongestelde
vond dus kijkers en kopers.
Maar er vallen ook andere zaken in het jaarverslag te
lezen. Zaken die in een gesprek met de heer Paalman een
soms wat bitter accentje meekrijgen. Toch is de heer
Paalman geen verbitterd man. Integendeel, vriendelijk
heid, optimisme en bereidwilligheid behoren tot zijn op
vallende eigenschappen.
Lees hem echter het volgende uit jaarverslag voor:
in deze tijd, waarin zich de beeldende kunst
stormachtig ontwikkelt en de verzamelingen der
andere musea schijnbaar moeiteloos uitgebreid wor
den, is meer dan ooit een aankoopbudget, aangepast
aan de huidige normen, een eerste vereiste. Met het
huidige aankoopbudget, dat evenals het tentoon
stellingsbudget sinds 1954 (sic!) niet is gewijzigd
en hoor dan de feiten en het commentaar.
„Ja, dat budget, dat bedraagt, het is voor iedereen
in de gemeentebegroting te lezen, f7.000,voor aan
kopen en nog eens f 7.000,voor het organiseren
van tentoonstellingen". F 14.000,lijkt veel, is dat in
bepaalde verhoudingen ook wel, maar het is, in wezen,
een bedrag, dat een rem is op de activiteiten van het
museum.
De belangrijkste grief van de heer Paalman is, dat het
museum zich niet zo kan ontplooien als mogelijk is,
wat op zich weer inhoudt, dat normaal werken niet
mogelijk is.
Fijn, zeer fijn is het, dat er een gerestaureerde vleugel
aan het geheel toegevoegd kan worden, nog fijner
zou het zijn, als het budget tweemaal zo groot werd
(minstens!), daar de ruimte tweemaal zo groot en de
exploitatie tweemaal zo duur wordt.
Schiedams museum wil zich niet meten met de musea
van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Eindhoven, i
Die pretentie heeft men er beslist niet. Maar ver- l
gelijkingen met musea en stichtingen van gelijke