n
a
'D,E man,' zegt Arie Pons later, als hij me in
zijn auto na het drie uur durende gesprek
wegbrengt, 'die man is, denk ik, wel een van de ergst
geraakte oorlogsslachtoffers van Nederland. Hij
kan je aan de binnenkant van zijn benen littekens
laten zien van zijn knieën tot zijn liezen. Een scheer
mes. En op zijn borst staat een hakenkruis ge
brand, op zijn rug heeft hij al twintig jaar een
open wond. En een paar weken geleden hebben ze
ook nog eens botsplinters ontdekt, die zijn gaan
werken.'
VJ
-Door
Aad
Wagenaar
62
Twee anderen, die het allemaal ook maar heel erg
alledaags vinden zijn vader en zoon Van Vliet.
„Hij", zegt zoon Van Vliet, terwijl hij met een mest
vorkaardappelen ineen kruiwagen laadt, „een zwart
handelaar geweest." Hij knikt in de richting van zijn
vader en draait zich ostentatief om.
De vader, die het tegen de aardappelkuip geleund
rustig heeft aangehoord, buigt zich naar ons over,
wijst met zijn duim en fluistert. „Hij, een zwarthande
laar geweest."
Ijlings, de volle kruiwagen voor zich uit, maakte hij
zich uit de voeten.
Vader en zoon hebben vele dingen gemeen. Beiden
hebben ze een onstuitbaar plezier in het leven en zijn
géén zwarthandelaar geweest, beiden bezochten
éénmaal een oefenavond van de Binnenlandse Strijd
krachten en samen zijn ze van mening, dat dit toch
wel een heel staatsgevaarlijke beweging was.
Niet staatsgevaarlijk' volgens hen waren het huis
vesten van onderduikers en het illegaal slachten van
vee waarbij ze grote steun ontvingen van de Engelsen,
die herhaaldelijk bombardementen uitvoerden op de
Duitse stellingen aan de andere kant van de weg.
Boer
Van Vliet:
Gewoon, niks
bijzonders..."
De mitrailleurnesten hebben ze nooit geraakt. Wel
de koeien. „Hele kudden tegelijk", zeggen de Van
Vliets, „we konden het soms gewoon niet bijbenen.
Zo liet je je koeien in het land en zo kon je ze er als
soepvlees weer uitkruien."
De getroffen dieren slachtten ze zelf en schonken het
vlees hoewel de Duitsers dit streng verboden
hadden en daar voortdurend toezicht op hielden
weg aan de stedelingen, buiten de dieren die zij ook
nog naar het illegale slachthuis in het dorp brachten.
Gevaarlijk was het niet, vinden ze beiden en zeker
niet 'staatsgevaarlijk.'
„Gewoon", zeggen ze, „de Schiedammers hadden het
harder nodig dan wij."
Misschien hebben ze gelijk. Evenals Lansbergen.
Misschien is het allemaal ook maar 'gewoon', ondanks
de grotere en kleinere risico's die er aan verbonden
waren. 'Niks bijzonders', zoals ze zelf zeggen. Je
komt het alleen zo weinig tegen.
HANS VAN DER SLOOT
Die man, waar Pons het over had, was bij het laatste
gedeelte van het gesprek aanwezig geweest; hij
was zo maar eens bij zijn vriend Aardoom komen
aanlopen, zoals mensen met een gemeenschappe
lijke herinnering aan het gruwelijk oorlogsverleden
dat wel meer doen. Al twintig jaar. Hij liep wat
krom en zag er tien jaar ouder uit dan hij was.
Sommige bewegingen deden hem pijn, dat was
duidelijk te zien. Toch was hij een vrolijke prater.
Arie Pons lichtte dat later toe: 'Hij heeft een ge
weldige geestelijke weerstand. Ondanks al die ver
minkingen, die hij in Heerenveen heeft opgelopen
tijdens een verhoor, heeft hij toch niet doorgeslagen.
Hij heeft niets verteld, 'n Moedige vent; hij zegt
altijd: het was niet de pijn die het ergste was,
't waren de vernederingen waar ik onder leed.'
En na een gesprekspauze: 'Dat geldt eigenlijk ook
voor Aardoom en mij.'
AARDOOM (56) en A. C. Pons (44), respectievelijk
secretaris en penningmeester van de afdeling
Schiedam van de Nederlandse Vereniging van Expoli-
tieke Gevangenen (Expoge), hebben vier jaar door
gebracht in het kamp Buchenwald; op 8 april 1941
kwamen ze er binnen en op 11 april 1945 werden ze
er door de Amerikanen bevrijd. Ze waren niet veel
meer dan lichamelijke wrakken toen ze weer in
Nederland terugkeerden, maar leken toch wel in staat
om weer aan het normale leven te gaan deelnemen.
Aardoom trad in dienst bij Wilton-Fijenoord, zijn
werkgever van voor de oorlog en Pons ging bij de
Schiedamse politie. Nu, na twintig jaar, blijkt dat het
verblijf in Buchenwald toch meer schade heeft aan
gericht dan aanvankelijk bleek: de heer Pons is voor
80% invalide verklaard en de heer Aardoom is al een
paar maanden thuis nadat zich ernstige storingen aan
zijn heup manifesteerden. Beide mannen gaan thans
regelmatig naar een professor in Leiden, die een
studie verricht naar de gevolgen van het verblijf in
concentratiekampen.
De heren Aardoom en Pons kwamen in Buchenwald