63
A. AARDOOM EN A. C. PONS
terecht omdat ze lid waren van de Geuzengroep, een
van de eerste verzetsgroepen in ons land. De oor
sprong van de Geuzengroep is te vinden in de Vlaar-
dingse wandelclub 'Flardinga'. Al op 14 mei 1940 be
sloot het bestuur daarvan om hulp te verlenen aan de
slachtoffers van het Rotterdamse bombardement.
Toen de groep wat georganiseerder werd, nam
Bernard IJzerdraat de leiding. De voornaamste cellen
bevonden zich in Delft, Maassluis, Vlaardingen,
Rotterdam en Schiedam. Het centrum van de Geuzen-
activiteiten lag op de werf van Wilton-Fijenoord.
Er werden daar sabotage-aanslagen beraamd op
Duitse schepen en men beschikte daarvoor over
flinke hoeveelheden explosieven.
De Geuzengroep was niet militair georganiseerd en
men heeft het daaraan wel eens verweten, dat de
groep al zo spoedig door de Duitsers opgerold kon
worden. In november 1940 werden op Wilton-
Fijenoord de eerste arrestaties verricht en dat was het
begin van het einde. Vrijwel het gehele kader werd
daarna opgepakt en op 13 maart 1941 werden in
Scheveningen achttien van de voormannen ge
fusilleerd. De dichter Jan Campert eerde deze verzets
mannen met zijn beroemd geworden gedicht 'Het lied
der achttien doden'.
A. Aardoom: 'Ik was in augustus 1940 weer bij Wilton
gekomen nadat ik uit krijgsgevangenschap was ge
komen. Ze kwamen toen bij me om te vragen of ik
ook bij de Geuzen wilde komen. Ik heb dat gedaan
en ach.... als ik er nu nog over nadenk, was het eigen
lijk maar een beetje kinderspel wat we deden. We
stonden bijvoorbeeld gewoon in het waslokaal met
elkaar te praten over wat we allemaal zouden gaan
doen. We waren van plan om een paar onderzeeboten
op te blazen; we hadden nog niet veel weet van wat
verzet nu eigenlijk was.'
A. C. Pons: 'Ik was nog maar een jaar of twintig toen
ik bij de Geuzen ging. Dat was in Maassluis waar ik
toen woonde en bij een banketbakker werkte. Op een
dag kwam de broer van de baas naar me toe en zei:
'Arie, we gaan wat ondernemen, wil je meedoen
Ik was er gelijk voor in. We hebben toen allerlei
sabotage gepleegd; telefoondraden doorgesneden
en zo.'
Pas bij de arrestatie misschien drong het tot de beide
mannen door, dat hetgeen ze gedaan hadden, door de
bezetter beslist niet als kinderspel werd beschouwd.
Aardoom: 'Het was de dertigste november 1940,
mijn vrouw was jarig. Het was een zaterdag en ik
had beloofd vroeg thuis te zijn die middag. Maar
toen het werk gedaan was, kwam er iemand naar me
toe op Wilton en die zei: 'Aart, er staan een paar
heren voor je bij de poort.' Ik voelde nog geen nattig
heid, ik ging naar de poort en daar stond de Grüne
Polizei. 'Sind Sie Aardoom?' vroegen ze, ik weet het
nog goed. Ja, ik was Aardoom. Of ik dan maar even
mee wou gaan. We kwamen in het politiebureau
terecht met z'n allen, er waren er nog een stuk of wat
opgepikt, en vandaar zijn we 's avonds naar Scheve-