67 Groot is de Joodse gemeente van Schiedam nooit geweest; in de eerste helft van de vorige eeuw zelfs heel klein. De Joden komen bijeen in een lokaaltje boven „de Wacht" bij het stadhuis. Schiedam is dan „een kerkgang in den ring van Delft, in het ressort van de Hoofd Synagoge te 's-Gravenhage". De tweede helft van de negentiende eeuw geeft een iets voorspoediger beeld: het aantal leden verdubbelt ongeveer. Enkelen van hen behoren tot de gegoede middenstand. Plannen voor een eigen Synagoge worden beraamd. Zij komt tot stand en wordt op 11 maart 1859 ingewijd door de opperrabbijn van 's-Gravenhage, B. H. Berenstein. Een en ander kost veel geld. Vele Israëlieten van buiten Schiedam voegen hun bijdragen bij die van de Schiedamse gemeente zelf: vooral Amsterdammers, Hagenaars en Rotterdammers wij noemen hier slechts de namen De Pinto, Van Oven, Van Raalte en ver geten wij vooral niet het hartverwarmend feit te memoreren, dat tal van Schiedammers Katho lieken, Oud Katholieken, Hervormden en Luthersen óók financiële steun verlenen. Na de inwijding wordt aan L. Schnitzler te Rotterdam een bedrag uitbetaald „voor het waarnemen van de dienst des voorzangers met zijn koor"; ook vindt dan betaling plaats van het logies van de „koristen", die overnacht hebben in het logement van Van Velzen. ET gewone leven van de Joodse gemeente, nu in haar Synagoge, gaat verder. Er wordt gods dienstonderwijs gegeven, bij enkelen thuis, bij de meesten Achter de Teerstoof; het is bij de onder wijzers een komen en gaan geweest. Twee zijn er die de Schiedamse Israëlieten jarenlang hebben onder wezen: in de vorige eeuw Herschel, in deze eeuw Keizer. In de eerste wereldoorlog is er nog een onderwijzeres, mej. Hausdorf, aan de joodse gemeente alhier ver bonden geweest, maar dan is er reeds een sterke achteruitgang in het aantal leden te bespeuren. Noodzakelijk was een zo goed mogelijk financieel beheer. Het voeren daarvan op de Sabbath lijkt geen eenvoudige zaak. Hoe geniaal dit probleem is opge lost, bewijst een bewaard gebleven boekje, gebruikt om het bedrag der op de Sabbath door de gemeente geofferde gelden te kunnen onthouden, zonder het schrijfverbod van die dag te overtreden. Elke blad zijde vermeldt de naam van een lid en geeft daar onder een reeks van opeenvolgende vijftallen. Over elk getal ligt een aan één zijde vastgehecht strookje papier, dat bij ieder lid slechts behoeft te worden omgevouwen bij gegeven bedrag. De penningmeester weet zo na de Sabbath van elk lid de bijdrage. Een voudig zal men zeggen, maar toch is er iets geniaals en Joodse humor tevens voor nodig om op het idee te komen. In maart 1884 wordt het 25-jarig bestaan van de Synagoge gevierd. Weer worden de feestzangen, als in 1859, in het Hebreeuws en het Nederlands gedrukt. Bij dit jubileum geeft de weduwe van B. J. Levi, een van degenen, die in de vijftiger jaren hard gewerkt hebben voor het tot stand komen van de Synagoge, „een mantel voor de Heilige Wetsrol" ten geschenke. De dag wordt besloten met een gemeenschappelijk diner in Musis Sacrum. Al is er in de gemeente wel eens wat onderlinge onenigheid bijv. met de Joodse slager Salomon de Vries, die na overtreding van rituële voorschriften bij het slachten, een kerkelijke aanklacht krijgt, dan in conflict met de opperrabbijn Tal uitvoerig zijn onschuld tracht te bewijzen en zijn schrijven eindigt met de typisch Joodse humor verradende woorden: „ik wensch Tal tal van jaren in voorspoed, dit geve de Alvermogende" en al heeft de loterij uiteindelijk niet een financieel rooskleurige toestand van de ge meente ten gevolge gehad veel Joden trekken naar elders, waardoor de draagkracht minder is geworden toch valt zelfs op het laatst van de vorige eeuw nog iets van optimisme te bespeuren, dat overeenkomt met de bede: „Mocht Schiedams Israël getuige zijn". JS^AAR dan begint een langzame achteruitgang. Wanneer in 1932 het kleine archiefje van de Joodse gemeente aan het gemeentearchief wordt overgedragen, gaan de Joodse Schiedammers reeds naar de Synagoge in Rotterdam en is de Synagoge Achter de Teerstoof, in het hart van Schiedam, niet meer als zodanig in gebruik. Echter heeft dan ook reeds in Duitsland het Nationaal Socialisme zijn anti semitische tendensen geopenbaard. „Mocht Schie dams Israël getuige zijn" wordt dan „Moge het niet zo zijn, dat Schiedams Israël daarvan getuige wordt". Gedurende de laatste vijf jaren voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog zijn nog twee Joodse Schiedammers op hun eigen begraafplaats begraven: 13 juli 1936 Levie Mozes van Trommel, 74 jaar, en 3 oktober 1938 Eva de Zoete, 60 jaar. Beklemmend en beangstigend is dan de ontwikkeling bij de Duitsers geworden en steeds duidelijker wordt wat daar de Joden ondervinden of te wachten staat. Dan breekt na de bezetting van Nederland in 1940 de Duitse hel ook hier los. „Mocht Schiedams Israël getuige zijn" wordt dan vervangen door het bitter klinkende: „Schiedams Israël is getuige", met alle trieste gevolgen van dien. yOOR mij liggen reprodukties van akten, ver leden voor de Ambtenaar van de BurgerlijkeStand te Schiedam: 20 januari 1951 wordt aangifte gedaan, dat op 19 oktober 1942 in Auschwitz in Polen zijn „overleden" Michiel Hijmans, in de ouderdom van 66 jaren, en zijn vrouw Marianna Sanders, oud 59 jaren. Met mij zullen vele Schiedammers hen als Joodse Nederlanders hebben gekend. Zij zijn twee personen, behorende tot de miljoenen, die weg gevoerd werden en niet terugkeerden. Het dunkt mij goed dit in het meinummer, het be vrijdingsnummer van „De Schiedamse Gemeen schap" te vermelden, hoe verschrikkelijk het ook is geweest, misschien juist daarom ook wel. Jonge men sen van nu hebben die tijd niet meegemaakt; ouderen beseffen, dat de bevrijding alleen duurzaam zal kunnen zijn bij voortdurende waakzaamheid voor het grootste geestelijke erfdeel, dat wij bezitten, nl. de geestelijke vrijheid, gegrondvest op innerlijke overtuiging en waarachtige humaniteit, méér waard dan materieel goed. Mogen wij daarvan getuige zijn en getuigenis afleggen, nu en altijd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1965 | | pagina 23