115
Door het zand, dat het regenwater als een spons had
opgezogen, naar de kanovijver. Daar, het was in
middels twaalf uur, begon het opnieuw te regenen.
Een zestal jongens trok er zich niets van aan. Lachend
en stoeiend zaten ze in roeiboten en waanden zich
admiraal Tromp of De Ruyter. Wendend en kerend
bestormden ze elkaar, plasten met de riemen, stonden
rechtop in de boot, hingen met hun benen in het
overigens ondiepe water; kortom genoten zoals ze
nog nooit genoten hadden.
„Hé, piraten, houen zo" klonk plotseling een stentor
stem over het water, waarin de regen gestadig
kringen maakte. Het was de man, die het toezicht
hield op de boten en de jongens goedkeurend gade
sloeg. Met een luidspreker in zijn hand zag hij lachend
hoe de „piraten" behendig de riemen hanteerden.
„Zeeschuimerszei hij nog ter aanmoediging en
hij werd met een „hei-hei-geroep" uit de boot be
antwoord.
De regen zette weer door en tegen halféén zochten
we een haastig heenkomen in de barak, waar de
kinderen zich zo goed mogelijk trachtten te vermaken
met spelletjes, zoals kwartetten en dansen in een
kring.
Een enkeling stond mismoedig over de „natte pech"
in de plasjes te staren, die zich onder de dakgoot
vormden, maar die somberheid verdween al toen het
etenstijd werd en er grote kratten met flesjes melk
werden binnengedragen.
Tussen de buien door bleef men zo dicht mogelijk in
de buurt van de „schuilhut". Er was zand en dat
leende zich prachtig voor verspringen; er waren
bomen met dikke takken, weliswaar nat, maar prach
tig geschikt voor klauterpartijen en.... er was een
zwembad, waarin je hélemaal geen last had van de
regen. Integendeel, een jongen in zwempak klaar om
in looppas het water in te gaan zei het lachend:
„Als het regent is het veel fijner in het water...."
We hadden het gezien. Het is fijn in de Warande, een
recreatiecentrum, dat we in de randstad Holland
(hoe prachtig zou zich het Beatrixpark of de Kralinger-
hout in Rotterdam voor zo iets lenen) missen. Een
enquête heeft uitgewezen, dat vele kinderen deze
dagtochtjes broodnodig hebben. Onze excursie toonde
aan, dat het van het S.G.-bestuur een uitstekend idee
was om naar de Warande te gaan.
Een felle regen striemde onze ruggen toen we afscheid
namen van de Schiedammertjes en de voortreffelijke
leidsters en leiders. We gingen, zoals we gekomen
waren: in volle spurt naar de auto, deur open, zitten
en rijden.
Grauw en somber kolkte het
water van het Hollands Diep
onder ons, toen we de engel
op de grens van Noord-
Brabant en Zuid-Holland
(midden op de Moerdijk-
brug) passeerden. De ruite-
wissers zwiepten, maar „Ha
gel en sneeuw, onweer, wind
en regen" deerden ons
niet