OUD ZIJN IN SCHIEDAM (D 158 Jong Schiedam dartelt door de olifant. Een ondeugend joch steekt zijn kop door de holten van het stenen dierenlichaam. Een meisje probeert op de dierenrug te klim men. Met een half oog kijkt mevrouw C. C. van Haasteren- Stolk uit de Minister Donkerstraat naar Schiedams jeugd die nog ge niet van de mooie nazomerdag. „Effe kijken of m'n strijkijzer wel uit is!" schrikt ze en stapt kordaat weg. In haar kortgeknipt kapsel nog geen draadje grijs haar, in het frisse gezicht levendige ogen die soms bedroefd staan als ze spreekt over: oud zijn in Schiedam. „We waren nét vijftig jaar ge trouwd hij heeft drie maanden liggen lijden. Het was een grote slag toen ik alleen achterbleef. Ik voelde me zo treurig en eenzaam. M'n zoon zei: moeder ga er eens uit. Toen ben ik een week naar Valkenburg geweest. Die eerste avond verlangde ik zó naar Schie dam Alleen op een vreemde kamer, en een vreemd bed. Er was wel een echtpaar maar ik dacht: die gaan natuurlijk saampies er op uit. En toen zeiden ze: mevrouw Van Haasteren, gaat u mee wandelen Wat dat voor me betekende! Als vrouw alleen ga je 's avonds niet de straat op. Toen waren daar ook nog een paar gezellige Scheveningse vrouwen. We namen 's avonds een ijsje en gingen achter het glas naar buiten zitten kijken. Ik heb nog nooit een hallefie van iemand genomen. Ik heb me altijd zelf kunnen redden. Toen m'n man z'n pensioentje kreeg, was dat dertig guldens in de week. Ik had geen bestaan. Toen moest hij een baantje erbij nemen, tot zijn achten zestigste jaar... Bejaardenclub? ken, weifel ik „...zwemmen?" Dan schiet ze in een gulle lach en vouwt haar armen behaaglijk over de brede boezem. De brede neus vleugels krullen van plezier. „Zwemmen? Ja, aan de Havendijk, elke morgen om negen uur. Bij mevrouw Van der Gaag heb ik het geleerd, ben er op m'n 42ste jaar nog mee begonnen. We gingen 's naar het strand op een warme zomerdag. We huurden een zwem- pakkie en dachten: He, wat is dat fijn. Toen kochten we in Schiedam meteen een badpak. Wat ging m'n moeder toen te keer. Maar ik zei: „Mens, in je winterjas ken je niet zwemmen". Tot m'n zeventigste heb ik dat gedaan. Ja, ik zwom enkel met de damesclub. Later ging ik nog van de hoogste brug. Ik heb één zoon; die is erg goed voor me, en erg bezorgd. Ik hoef me in niets te ontzien. Hart, lever en longen zijn prima, zegt de dokter. Hij dacht dat ik even zestig was! Ik heb hier een heerlijk huisje in de zon." Als ze over dat huis, alles gelijk vloers, begint krijgt ze iets ge jaagds. Trouwens, die strijkerij staat óók nog te wachten. „Nou, ik lees het wel. Kan het stuk ook naar m'n oude vriendin van 86. Die leest nog altijd alle kranten uit Schie dam. Maar nou ga ik weer aan het werk: je hebt het toch nog druk als je schoon wil wezen. Ik ben naar de bejaarden geweest onder de kerk, zag wel zestig men sen zitten. Nee, da's niks voor mij, die eerste middag is me tegen gevallen. Ik lees van alles: studie boeken. Ik had vroeger een strenge moeder, kwam je uit je dienst dan moest er weer gewerkt worden. Als we getrouwd zijn gaan we veel lezen, dacht ik en dat hebben we ook gedaan. Fijn, dat ik nou naar de Parkweg ken, hoef ik niet hele maal naar de Lange Haven. Ik ben al 48 jaar aan de Bibliotheek. Met m'n huissie ben ik erg blij. O nee, ik zou er niet uit willen„Mens, gaat eens mee met die bejaardenreis", zei m'n buurvrouw. Nou, dat was mooi, die reis van het Nieuwland met die zegels, en je had er maar zo weinig nodig. Druk?Ja, ik ben altijd bezig, zelfs de was doe ik nog zelf. Wou vandaag voor het eerst naar die Zelfwas op de Nolenslaan, maar die is nu aan het verbouwen. En ik had een was van veertien dagen. Heb toen zaterdag m'n bonte maar vast gedaan. Waar is dat allemaal voor? O, de Schiedamse Gemeen schap. Ja, ik schreef laatst nog aan een vriendin van 86 jaar, een Schie damse die de stad nog steeds niet is vergeten: een grote weldoener is van ons weggegaan. Ja, die De Groot he, die was nog gauw weg." Ze is 74 jaar maar lijkt er zestig. Als ik me afvraag, waar ik haar van

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1965 | | pagina 14