Na de
quiz
Bezwaar
dan wordt het tijd om de bakens te verzetten. De
onderwijzers hebben vaak geen tijd om het kind wat
extra aandacht te geven, want tenslotte moeten de
overige leerlingen ook verder.
Al spoedig merkt zo'n kind dat het iets mist. Lang
zamerhand trekt het zich terug uit de klasgemeenschap
en zondert zich af. Het gevoel van minderwaardigheid
speelt daarbij een hoofdrol. Dan wordt het tijd dat er
wordt ingegrepen. Zo'n kind moet naar een school,
waar het meer aandacht krijgt, en komt dan vaak
terecht bij het LOM-onderwijs, dat meer individueel
is ingesteld.
Als je in het begin zo'n leerling hebt, dan valt dat lang
niet mee. De eerste tijd laat je het kind maar wat
aanmodderen. De aanpassing is vaak erg moeilijk,
omdat de jongen of het meisje zich volkomen ge-
isoleerd heeft. Het gebeurt dan ook wel eens dat het
kind het niet kan uithouden en plotseling zegt: „Ik
ga naar huis en ik kom nooit weer terug". Dan zeg ik
heel kalm: „Nou, joh, je gaat maar, hoor". Met
een woest gezicht trekt het kind zijn jas aan, maar als
het eenmaal bij de voordeur is, komt het in negen van
de tien gevallen weer terug. Een belangrijk punt is
ook de plotselinge bewegingsvrijheid die het kind heeft
en de aandacht die het plotseling krijgt en eigenlijk
nooit gehad heeft. Aanvankelijk reageert het kind
hier normaal onder, doch na enige tijd doen zich vaak
gedragsmoeilijkheden voor. Dan wordt het probleem
urgent en moet voorzichtig en weloverwogen worden
ingegrepen".
Een groot bezwaar van de heer Van Eijsden is, dat de
ouders vaak veel te laat inzien (of met het advies van de
hoofdonderwijzer instemmen) dat hun zoon of dochter
het op een gewone lagere school niet haalt en naar een
bijzonder onderwijs-inrichting moet: „Alle kinderen
die wij hier krijgen hebben te kampen met de een of
andere moeilijkheid. Vaak kan het kind niet rekenen
of heeft het geen gevoel voor een ander vak. Je doet
je best om dat gebrek zoveel mogelijk te verhelpen,
maar de kinderen zijn dan meestal te laat gekomen.
Traagheid van de ouders, die er vanuit gaan, dat het
allemaal best op zijn pootjes terecht zal komen, is
hiervan doorgaans de oorzaak.
We doen wat we kunnen. We proberen de kinderen een
aangepast lesprogramma te geven en dikwijls heeft
dat succes. De mogelijkheid bestaat, dat we dit jaar
een klein aantal leerlingen zover krijgen, dat ze ge
schikt zullen zijn om naar een ULO te gaan. De meesten
gaan echter de richting in van het individueel tech
nisch onderwijs of de huishoudschool. De uitzon
deringsgevallen daargelaten, bestaat er voor de leer
ling, die kans ziet een en ander wat bij te spijkeren,
een reële kans zich in de maatschappij een goede
plaats te verschaffen. Kijk maar eens naar het tech
nisch onderwijs. Wat komen daar geen uitstekende
vaklieden vandaan. Het is beslist niet juist, dat men deze
kinderen beschouwt als potentiële verschoppelingen
in het maatschappelijk leven".
De heer Van Eijsden is bijzonder geporteerd voor
groepsvorming onder zijn leerlingen: „De kinderen
leggen zo ontstellend moeilijk contact met leeftijd
genootjes. Vriendjes bij het gewoon lager onderwijs
komen vrijwel niet voor. Wanneer ze wat ouder wor
den gaat het allemaal wel gemakkelijker. Dan probe
ren ze wat meer contact naar buiten en corresponde
ren wat meer ongedwongen met hun naaste omgeving.
Voor ze echter zover zijn, is er al heel wat water door
de Schie gestroomd. Dat duurt jaren".
Onderwijzer Van Eijsden bekijkt een
van zijn Breugheliaanse kostbaarheden