122 stelde de Duitse jongeren zelfs voor om samen wat oude vooroorlogse Duitse liedjes te zingen. Maar vooraleer de eerste maten van zo'n Schlager in het café in Tel Aviv, waar men tesamen zat, weer klonken kwam de eigenaar vertellen dat hij dat liever niet had. "Wij voelden er ook al niet veel voor," zegt Richard Kramartschik, "maar we wilden beleefd blijven en niet weigeren." Hij heeft later ook een reis gemaakt naar Polen en bezocht daar steden en dorpen, die zwaar van de Duitse bezetting geleden hebben. "Het is merkwaardig zo veel bereidheid tot gesprek je toch overal vindt," zegt de student, "je zou toch zeggen dat de bewoners van sommige dorpen waarvan de Nazi's de halve bevolking hebben uitgemoord, je met huid en haar opvreten als je je er als Duitser vertoont. Maar niks hoor; vrijwel iedereen wilde rustig met je praten. Ik heb daar veel van geleerd." Leerde hij over de oorlog dan al niet genoeg op school "Nee," zegt Kramartschik, "ik wil niet zeggen dat in ons onderwijs de oorlog doelbewust wordt wegge moffeld. Wie er vragen over stelt op school krijgt eerlijk antwoord. Maar je moet wél vragen. Doe je dat niet dan ontvang je slechts oppervlakkige over zichten van de Nazi-tijd en komt het er zéker niet van dat er gefilosofeerd wordt over schuldbesef of over hoe je het "das nie mehr" moet bereiken of wat je houding moet zijn in die door jouw ouders zo gemaltraiteerde wereld." Richard Kramartschik vond zélf uit hoe die houding moet zijn. "Het is natuurlijk gemakkelijk praten," zegt hij, "maar ik voel dat ik, als ik toen voor 1940 Het meisje in het midden, Mary Elliot (16) lijkt zo ver zekerde men ons als twee druppels water op de Engelse mode-ontwerpster Mary Quant. ledereen zegt dat steeds tegen mij", klaagde Mary Elliot die de jongste van de Engelse deelnemers aan de jeugduitwisseling was. Voordat ik mijn haar afknipte, vond iedereen dat ik sprekend Sandie Shaw was. Wat moet ik nu? Ik wil het liefst alleen maar op Mary Elliot lijken.I" volwassen zou zijn geweest, met dezelfde blik op de wereld... ach, je weet het nooit helemaal... ik geloof dat ik dan in het verzet zou hebben gezeten. Mijn houding nu?" Die is duidelijk. Richard Kramartschik stapt de grens over. De internationale jeugduitwisseling ziet hij als een middel. Maar het strekt nog niet ver genoeg. "We gaan over en weer naar Engeland, Italië, Zweden, Frankrijk en Nederland en ach... met die landen lijkt het eigenlijk al jaren weer koek-en-ei. We moeten vérder met deze jeugduitwisseling. Ik heb in Esslingen voorgesteld om volgend jaar een land te benaderen achter het IJzeren Gordijn. Men voelt er wel voor, maar de grote moeilijkheden liggen op financieel terrein. Als we die kunnen overwinnen, geloof ik dat we grote winst maken met de jeugd uitwisseling." "En misschien," aldus Kramartschik, "komt het er nog wel eens van, dat we met Oost-Duitsland kunnen uitwisselen. We hoeven er niet om het landschap heen te gaan of om andere taal, zeden, gewoonten te leren kennen. Oost-Duitsland... dat is net om de hoek, Toch is het de verste reis, die we kunnen maken." A. WAGENAAR

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1966 | | pagina 14