ST. UDWIHA ARCHIEF HEI door Hans v. d. Sloot Lidwina-comité wil brug 138 SLAAN NAAR NIEUWE GENERATIE". Onder deze kop staat in Sursum Corda van 14 juli een belang wekkend artikel waarin de lieer C. Kra mers spreekt over de nieuwe wegen, die het bestuur van het Schiedamse St. Lid wina Comité wil inslaan om de belang stelling voor de Heilige onder de jeugd nieuw leven in te blazen. De noodzaak van een nieuwe richting wordt verderop in het verhaal duidelijk uiteengezet. De jaarlijkse stille omgang, aldus het Comité, waaraan vroeger door alle katholieke kerken in de stad werd deelgenomen, trekt nog maar weinig be langstellenden. De pelgrimages lopen terug en de Beurs van St. Lidwina, die tot doel heeft de armen en behoeftigen te steunen heeft nauwelijks nog een taak. Een uitzondering hierop vormen alleen de novenen en tridia, de driedaagse gods- vruchtoefeningen, die algemeen worden gezien als de belangrijkste activiteiten van het Comité. Nu kan men natuurlijk met de heer Kramers twisten over de vraag of van daag de dag de devotie tot welke patrones dan ook nog wel een haalbare kaart is. De heer Kramers is bereid direct toe te geven dat nu naast de oude, tal van nieuwe waarden zich aandienen. Maar naar zijn mening zijn we nog maar nauwe lijks toe aan het onderscheid tussen wat blijvend is en niet. Vooralsnog is hij dus niet bereid de Lidwina-devotie, die nu al vijf eeuwen in Schiedam leeft, af te schrijven, waarbij voor de heer Kramers nog komt, dat de geschiedenis van St. Lidwina niet te scheiden is van de his torie van de stad. Jammer genoeg gaat het artikel minder diep in op de nieuwe wegen. De heer Kramers noemt als zodanig een moge lijke pelgrimage naar de hervormde Grote Kerk, het vervaardigen van een serie dia's voor de scholen en dan, als één der belangrijkste onderdelen van het plan, het terugnemen, openbreken en direct voor het publiek toegankelijk maken van het St. Lidwina Archief. Dit archief werd in 1957 in bruikleen af gestaan aan het Gemeente-archief Schie dam. Het bevat een aantal oude en mo derne boekwerken, handschriften, de processtukken van de heiligverklaring en enige andere archivalia, die deels op de werkzaamheden van het Comité deels op de Lidwinaverering in Schiedam be trekking hebben. Voor de overdracht in '57 heeft het archief verbleven in de pas torie van de St. Lidwinakerk, bij particu- culieren en bij de R.K. Bibliotheek, waar niemand er naar omkeek behalve een zeldzame enkeling, die uit louter belangstelling natuurlijk enige waarde volle zaken leende en die nooit heeft terugbezorgd. Terecht wenste het St. Lidwina Comité aan deze toestand een einde te maken en derhalve stond men het af aan de Gemeente, die de verplichting op zich nam op voldoende wijze zorg te dragen voor het archief. Dit gebeurde volgens de Archiefwet, die bepaalt: „De archief bescheiden welke in de archiefbewaar plaatsen berusten zijn openbaar, be houdens de beperkingen, die bij hun overbrenging of in de artikel 1 eerste lid, bedoelde overeenkomsten en beschik kingen zijn gesteld". (Archiefwet 1962 art. 7, eerste lid, onder b. sub 3.) Voor het St. Lidwina Archief hield dit in, dat het in de archieven van de Gemeente als afzonderlijk geheel werd opgenomen, geïnventariseerd, gecatalogiseerd en ge splitst in twee afzonderlijke delen; het Lidwina Archief en de Bibliotheek. Deze wijze van handelen heeft niets uit zonderlijks. In de loop der laatste halve eeuw hebben particulieren en corporaties waaronder ook veel Rooms-Katholieke, die over een waardevol archief beschik ken en die zich daarvan bewust waren, dit historisch bezit in veiligheid gebracht binnen de overheidsmuren. Ze gingen hierbij uit van de overwegingen, dat ge brek aan toezicht, slordig beheer en vocht de altijd succesvolle vijanden van een archief zijn geweest en dat de his torische betekenis van hun archief pas goed tot zijn recht kon komen in een passende omgeving. Deze wetenschap heeft negen jaar geleden, nadat het ar chief van alle drie de genoemde gevaren al heel wat te lijden had gehad, het St. Lidwina Comité tot haar besluiten ge bracht, waarop men dan nu weer terug wenst te komen. Men kan zich afvragen wat het bestuur van het St. Lidwina Comité en met name de heer C. Kramers voor ogen staat wanneer hij spreekt over „openbreken, publiek" en „heroriëntatie". Wanneer wij met het laatste beginnen kunnen we vaststellen dat de plannen van het Comité in het geheel niets met heroriëntatie te maken hebben. De ver gaande tendensen in de katholieke kerk, die gedeeltelijk een afwijzing of in ieder geval een objectivering van de heiligen verering inhouden doet de heer Kramers af met te zeggen, dat wij niet in staat zouden zijn de oude van de nieuwe waar den te onderscheiden. Derhalve moeten wij, volgens hem, dan maar kritiekloos vasthouden aan de oude, zonder de nieuwe in het geding te brengen of deze zelfs maar te onderzoeken. Wat de heer Kramers wil is dus geen heroriëntatie in de zin van vernieuwing. Hoogstens wil hij een verdieping van de huidige en vroegere activiteiten; mogelijk wel ge pleegd met moderne middelen maar nog altijd in het kader van de vroegere sub jectieve beschouwing van de Heilige. En danwat is dan de bedoeling van het „openbreken"? Het is ondenkbaar in verband met de motieven, die voor het terughalen van het archief werden aangevoerd dat het Comité daarmee iets anders wil bereiken dan een meerdere openbaarmaking van het leven van St. Lidwina en dat niet alleen bij katho lieken maar „bij iedereen die daar nog meer om vraagt". Maaris dan onmiddellijk de vraag, moet daar het Archief dan voor worden teruggehaald Per slot van rekening kan aan die vraag evengoed vanuit het Ge meente-archief als vanuit de Pastorie worden voldaan. In de overeenkomst tussen het Comité en het Gemeente archief werden namelijk geen beperkende bepalingen gesteld waardoor het St. Lid wina Archief volgens de wet reeds toen volledig OPENBAAR geworden was. Precies zoals toen ook de bedoeling was want in de dagbladartikelen, die toen de overdracht omlijstten, werden precies de zelfde argumenten gebruikt als die welke nu worden aangevoerd om het Archief weer terug te krijgen. Ook toen werd er gesproken van „openbreking" en,.direc te benadering van het publiek". Ook negen jaar geleden sprak het Comité van „een nieuwe weg". Ook toen wer den naast de veiligheid en de betere be scherming, voor de overdracht dezelfde argumenten gebruikt, die men nu weer hanteert om het archief terug te halen en te plaatsen in de indertijd onder het zelfde banier gewraakte afzondering. Uitgaande van het artikel in Sursum Corda hebben we een aantal vragen voor gelegd aan twee personen, die bij de overdracht in 1957 een hoofdrol hebben vervuld. De eerste is de architect C. Kramers voorzitter van het St. Lidwina Comité, voorstander van de terugname. De tweede is drs. P. Th. J. Kuyer, de vroegere gemeente-archivaris van Schie dam en de huidige van 's-Hertogenbosch.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1966 | | pagina 10