Op de keper beschouwd C. KRAMERS 141 hebben kunnen zij, als enigen in Schiedam, bij andere archie ven aanvragen, die het dan voor enige tijd op het Schie- damse Archief deponeren. Daarbij komt dan nog, dat noch de pastorie, noch de geestelijken zijn ingesteld op assistentie bij een diepgaand historisch onderzoek. Weliswaar heeft men er dan nu een ruimte voor in tegenstelling tot vroeger, maar met een ruimte alleen ben je er nog niet. Zeker niet wanneer je een ware historicus aan de deur krijgt, zo'n man die bezeten is van zijn vak en die je aan kan zien dat hij geen blad papier op het andere laten zal. Zo'n man moet geholpen worden en goed geholpen worden en de diensten die hij verlangt houden echt niet op bij een stoel, een tafel en een lamp. Hij verlangt ook antwoord op de vragen die hij stelt. En wie beantwoordt die? De Deken soms? Ik vrees dat die het te druk heeft met zijn dekenale en pastorale zorgen om ook nog dag in, dag uit bezig te zijn met het archief. Maar, wie houdt er dan een oogje in het zeil? Wie waakt ervoor dat niet een aardig waardevol documentje van eigenaar verwisselt, zoals vroeger al eens is gebeurd? Wie geeft de historicus toelichting inzake het gebruik van de stukken en wie lost de vragen op die de historicus naar aanleiding van de geraadpleegde stukken stelt? Over ge schoolde krachten, die daarvoor beslist nodig zijn, kan de pastorie onmogelijk beschikken. Deze zijn er wél op het Gemeente-archief en daar geeft het dan ook niet of de historievorser dan wel één of veertig, vijftig keren komt. Het Archief is er immers op ingericht. Er is een bezoekerskamer waarin voortdurend enige ge schoolde mensen aanwezig zijn, die de vragen kunnen be antwoorden, het archief en de administratie bijhouden, kortom die het gehele complex diensten kunnen verlenen, die het beheer van een archief nu eenmaal met zich mee brengt. Het ontbreken van deze diensten maakt het archief praktisch nagenoeg geheel waardeloos. Sterker nog: het vormt een permanente bedreiging voor de stukken en be- moeilijkt ten zeerste het raadplegen daarvan. Het Lidwina Comité wil mogelijkheden scheppen tot historisch onder zoek naar tijd en leven van een zo belangrijke figuur als St. Lidwina. Dit is lofwaardig, nog geheel buiten beschou wing gelaten het streven daarmee ook haar verering als heilige te bevorderen. Maar het Comité hééft deze mogelijk heden reeds geschapen door zijn besluit van een aantal jaren geleden. Het zou een laakbare vergissing zijn, wan neer men dit besluit thans ging herroepen." Het is overigens de vraag of het bestuur van het St. Lidwina Comité dat zal inzien. Zeker wanneer men enige verklaringen van de voorzitter eens op de keper beschouwt. Volgens de heer Kramers schijnt de enige mogelijkheid tot het bevorderen van de devotie tot St. Lidwina het terug halen van het Archief en de opstelling daarvan in een kamer in de pastorie. Maar, biedt het door de heer Kuyer geopperde plan om een boekje samen te stellen niet veel grotere per spectieven? D" geschiedenis van St. Lidwina en Schiedam is jaren achter een bestudeerd door verschillende vooraanstaande katholieke geleerden, die de resultaten van hun onderzoekingen hebben neergelegd in een aantal belangrijke studies, scripties en zelfs een dissertatie over de drie levensbeschrijvingen van Johannes Brugman. De mogelijkheden welke een openbaarmaking van deze werken biedt zijn veel meer, dan wanneer men deze boeken gesloten in een kast legt, in de hoop, dat een vonk van bezieling op de toeschouwer overspringt. Dan is er in Schiedam ook nog een bron van St. Lidwina, waaraan vroeger grote waarde werd toegekend, maar die door allerlei omstandigheden in het vergeetboek is geraakt. Tot aan de twintiger jaren, teen het huis waarin die bron zich bevindt overging in protestantse handen wc s deze bron een onderdeel van de jaarlijkse pelgri mage. Een ander object is de grafzerk van St. Lidwina, die momen teel is ondergebracht in de kapel van de St. Lidwina Stichting. Door zijn karakter en directe relatie met het tijden en de verlossing van de Heilige zou deze steen bij uitstek een plaats verdienen in de St. Lidwinakerk. Meer dan het Archief, dat in wezen niets anders is, dan alleen maar een kast met boeken. Zowel in de antwoorden van het vraaggesprek als in het artikel in Sursum Corda wordt de indruk gewekt als zou het besluit tot terugname unaniem genomen zijn. Dit is echter niet het geval. Wel degelijk zijn tegen het besluit protesten gerezen, zowel binnen als buiten het bestuur en zelfs heeft het besluit de aanleiding gevormd tot het uittreden van één der bestuursleden. In het vraaggesprek weigerde de heer Kramers dieper op deze zaak in te gaan, zeggende dat die uittreding een „onnodige kinderachtigheid" was. Wel vertelde hij, dat het besluit tot terugname genomen was buiten medeweten van het protesterende lid (hetgeen natuurlijk we! dè manier mag worden genoemd om zich van een unanimiteit te verzekeren) maar toen dat bestuurslid later van de beslissing op de hoogte werd gesteld en hij alsnog daartegen wenste te protesteren, weigerde men zijn tegenwerpingen in overweging te nemen. „We hebben ge zegd", zei de heer Kramers, „dat het vervelend voor hem was, maar al met al zagen we geen aanleiding om aan zijn protest enige aandacht te schenken en dus hebben we het maar zo gelaten". Misschien is het bestuurstechnisch niet helemaal op zijn plaats, maar het feit, dat het desbetreffende bestuurslid één der oprichters is van het St. Lidwina Comité, de organisator van de eerste St. Lidwina Expositie ter ge legenheid van de 500ste sterfdag van de Heilige, de belang rijkste aanbrenger van het Archief, de Bibliotheek en de door slecht beheer verloren gegane St. Lidwina Collectie zijn toch wel aanleidingen waaraan een bestuur niet zonder meer voorbij mag gaan. Enige aandacht verdient ook de opmerking van de heer C. Kramers dat de geschiedenis van St. Lidwina niet te scheiden zou zijn van de historie van de stad. Waarom dan een administratieve scheiding waar de inhoud van de archieven het, volgens de heer Kramers zelf, niet toestaat?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1966 | | pagina 13