Dc wereld is een schip, vindt J. Noordegraaf Roman van Schiedamse ex-marconist 150 DOMANS over de zee en de mannendie haar bevaren hebben meestal maar twee categorieën mensen tot hoofdpersonen. Dat zijn óf de ernstige mannen op de brug de kapitein en de stuurlieden; de mannen die de ver antwoordelijkheid voor het reilen en zeilen dragen óf het wal minder met verantwoordelijkheid belaste volkje van het vooronder, de gewone schepelingen van het type ruwe bolster, zachte pit. De roman van de Schiedammer Jan Noordegraaf ,,D' wereld is een schip" is alleen daarom at interessant omdat de hoofd persoon, door wiens ogen wij het hele romangebeuren zien afspelen, nu eens een zeeman is in een wat minder belicht hoekje van het grote zeeschip: de marconist. De man dus, die het isolement van het schip op de oceaan pp zijn tijd opheft, de man die over de horizon kan reiken om te horen wat de bewoonde wereld voor hei! en onheil te melden heeft. De marconist is een zeeman-zonaer-traditie. Hij heeft in het zilte wereldje van zeebonken zijn intrede pas gedaan toen de radio telegrafie ontdekt was. En dat is, gemeten naar de eeuwigheid dat de mens de zeeën at bevaart, pas vorige week geweest. De marconist, een onopvallend officier aan boord van het schip die desondanks tot de verbeelding spreekt omdat hij het is, die in het verleden soms een helden rol kon spelen doordat de drie strepen, drie punten en drie strepen van het SOS ds laatste levenstekens van het zinkende schip door zijn hand de ether ingejaagd werden. De kapitein op de brug, de marconist aan de seinsleutel: „Totdat het water zich boven hen sloot De marconist dus is de man die de hoofdrol speelt in „De wereld is een schip". Die keuze van de hoofdpersoon laat zich vlet verklaren ds men weet dat schrijver Jan Noordegraaf zelf marconist is geweest, voordat hij het anker liet vallen op de stevige bodem van een gelukkig huwelijk. Noordegraaf, die op de Singel in Schiedam woont en daar avond aan avond achter de schrijfmachine zit om zijn nostalgie naar wind en water te begraven in verhalen en gedichten, neemt zich een „Scheeman"Dat is een Schiedamse zeeman. Zijn roman laat zich vlot lezen; Noordegraaf is vooral sterk als hij beschrijft wat hij als marconist honderden malen moet hebben zien gebeuren. Het ooggetuigeverslag: een storm en de ontreddering op de brug die deze soms meebrengt; een vechtpartij tussen manschappen; het passa gieren in vreemde havensteden, het zich bezatten van sommige schepelingen. Noordegraaf is een goed verteller. Maar als moralist is hij m.i. minder geslaagd. Als hij in zijn roman emotionele conflicten tracht te beschrijven in de zielen van de mensen op zijn schip, gaat hij te vee! construeren. Dan is zijn roman gekunsteld; zijn taal wordt stroef, predikan- terig, preuts. In de dialogen kwam ik trouwens we! vaker een soort censuurhand tegen. Het lijkt of Noordegraaf bevreesd is om de ruwe, ongezouten taal van het vooronder rechttoe-rechtaan aan de lezers door te geven. Aan een godslastering op zijn tijd kan Noordegraaf natuurlijk niet ontkomen, want zonder deze zou men helemaal aannemen dat zijn schip bevolkt werd door jongens van de zondags school, hoe lollig de schrijver die soms ook uit de hoek laat komen. Al is het fonetisch opschrijven van plat gepraat daarbij we! een wat al te vlot kunstje. („Borreltje drinken, marrek," zei de hofmeester nog. „Dat hellept tege seesiekte" Jan Noordegraaf heeft een poging gedaan om die wonderlijke mannengemeenschappen te beschrijven, zoals er voortdurend ettelijke duizenden op de oceanen ronddobberen. In die poging is hij geslaagd, maar zijn boek is duidelijk de neer slag van het rondblikken van een hartstochtelijk „insider". Hij schildert zijn milieu met de liefde van de vader, die over zijn kinderen opschept. Zonder reserve. Wat Noordegraaf aan de lezer wil vertellen, zegt een citaat uit zijn boek heel duidelijk: op een schip war niemand in staat zijn eigen IK lang te verbergen; een schip was daar voor vee! te klein; je kon elkander onmogelijk ontlopen. Als een bijtend zuur sloegen zee en tijd door de facade heen, die iemand rond zichzelf zou willen optrekken. Onher roepelijk kwamen in de kleine gemeenschap van een schip iemands karaktertrekken aan het licht; eigenschappen die aan de ruime wal verborgen zouden blijven; eigenschappen waarom iemand zich dood kon lachen of mateloos ergeren." Over de zee, een schip en zijn mannen, die gedwongen extroverten, schreef Jan Noordegraaf een boeiend boek. Een liefdesbrief eigenlijk; men vraagt zich af hoe de schrijver het op de wal kan uithouden. A. W.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1966 | | pagina 22