Hoogstad had gelijk, vond je. Je wist waarover hij sprak, want al was het met mate: je kénde je eigen produkt. Je was geen bakker die zijn eigen koekjes niet lustte. Je zei: „Een matig mens is zijn vrijheid waard en in mijn vrije tijd mag ik graag eens proeven wat ik zo de hele dag sta te brouwen.'''' 1/ IEREN VEERTIG jaar, dat is niet niks, beste Janus. En wie zal het niet begrijpen, dat je je een beetje somber voelde, die dag dat de fotograaf in het pand Westerkade 22 verscheen om die foto te maken van jou en Hoog stad, terwijl jullie bezig waren aan het stoken van je laatste 4200 liter mout wijn. Die ochtend was voor de laatste keer de gemeente-ambtenaar bij je gekomen om persoonlijk het caramel toe te voegen aan de moutwijn, die in het grondvat gestort was. En toen ging je voor het laatst stoken en liet je je brouwsel 24 uur lang steeds ouweren steeds klarerworden. Totdat je kon gaan ajtappen, de laatste vierduizend flessen vullen en gereedmaken voor verzending. Toen deed je je stofjas uit en sloot je de deur achter je. Een paar dagen later gingen er mannen binnen in de Westerkade 22 en die sloopten de ketel. Jóuw ketel. Die ketel, waarvan je zei: „Het is een pracht van een ding. Ik denk niet dat je in de hele wereld zo'n goeie ketel vindt. En die ketel wordt nu gesloopt. Ja, wat moeten ze er anders mee doen? Op de Lange Haven bij Wittkampf en Vrijmoed, die gefuseerd zijn en samen in één pand zitten hebben ze geen plaats voor zo'n kanjer. Die ketel wordt nu gesloopt. En ik ga met pensioen." En Hoogstad zei: Wat een zonde." Je knikte maar weer eens. ZJ ET was afgelopen met de zegeltjesjenever. Het móet je deugd gedaan Ir bben, dat het bij jou ophield. Alleen in die puike ketel van jóuw werd de klare gestookt, die goed genoeg was om het burgemeesterlijk zegel te dragen. Weet je wel: dat kostbare strookje over de flessedop, waarop te lezen stond: „Deze jenever is moutwijnjenever, geheel vrij van spiritus en ten blijke daarvan voorzien van het Stedelijk Waarborgetiket van Echtheid". „Ja," zei je, „dat is nou afgelopen. Maar ze mogen van mij, ook als ik ge pensioneerd ben, de spiritusjenever houden. Want moutwijn is je ware." Je wist ook precies hoe het zat met dat echtheidszegel, dat je op je moutwijn mocht plakken. In 1902, vertelde je, was dat zegel ingevoerd. Het was een verweer geweest van de Schiedamse distillateurs tegen die enorme plas „spiri tusjenever" die opeens de markt overstroomde. Jenever, die dus als basis niet de van graan gestookte moutwijn had maar de zuivere, modern gestookte alcohol van suikerbieten, aardappelen, steenkool; „en wie weet wat voor troep allemaal nog meer," zei je misprijzend. Er moest, vonden ze in 1900, een dingetje komen dat de ouderwets gestookte jenever van het nieuwerwetse, karakterloze spul onderscheidde. En dus voerde de gemeente Schiedam het zegeltje in. De burgemeester moest het tekenen. Meneer Roelfsema, onze nieuwe burgemeester, heeft het nog net kunnen mee maken. Ook hij tekende voor akkoord en jij, Janus, zorgde ervoor de burge meester niet in zijn hemd te zetten door inferieur spul te vervaardigen. Je was trots op wat je maakte. Vierenveertig jaar lang. Nu ben je met pensioen. Je ketel is gesloopt en het pand aan de Westerkade staat leeg, totdat de nieuwe huurder komt. Er ging een stuk van je leven weg, vond je. Je sprak over het slopen van die ketel: „Het ging toch zo lekker, eens in de drie weken stoken met nog zo'n ouderwets houtvuur." „Maar ja," zei je, „vierenveertig jaar is toch wel een hele ruk. Je moet er een keer mee kunnen stoppen." P)AT heb je toen maar gedaan, Janus Stokhof uit de Rozenburgstraat. Je directeur zei bij je afscheid dat je een man was geweest, waar op te bouwen was. Een trouwe steunpilaar van het bedrijf. Jij knikte en dacht ondertussen aan je ketel, waarvoor eerdaags de sloper wel zou komen. Je puike keteltje, zoals er nooit meer een gemaakt zal worden. Melancholie, nietwaar Janus? Geloof me: Schiedam voelt met je mee. W. 167

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1966 | | pagina 11