DIRK DE JAGER:
31 okt
die rou
brandw
DE E
PETR
190
„Die alarmschei? Die rinkelt enorm hard.
Meteen spring je dan uit bed en trek je, nog
halfslapend, snel je pantoffels aan. Niet
wassen natuurlijk en dan loop je naar be
neden, waar je uitrusting hangt. In een mum
van tijd ben je als bevelvoerder in de ka
zerne en let je op de indeling van de wagens.
Je kijkt onmiddellijk met wat voor brand
je te maken krijgt. Onderweg in de loeiende
wagen vraag je je al af, waar het water zit.
Ja, hang ben je altijd wel, maar natuurlijk
gaat dat snel over
Een Schiedamse brandweerman, com
mandant van het korps vrijwilligers, dat
thans zestig jaar hestaat, vertelt. Dirk de
Jager, een 54-jarige, zwaargebouwde man
met veel vitaliteit, kan goed vertellen, maar
blijft wel bescheiden.
Met veel enthousiasme praat hij over het
moeilijke vak van de brandweer, waarvoor
men zich zoveel opofferingen moet getroos
ten. Wie zich de gang van zaken in de
brandweerkazerne aan de Singel laat be
schrijven beseft opeens hoe plichtsgetrouw
brandweerlieden eigenlijk wel zijn.
Het lijstje met de wachtdiensten spreekt
boekdelen. Bovenaan staan de mannen, die
écn week permanente dienst doen. „Die
moeten zich bij hun thuiskomst na het werk
onmiddellijk melden en gaan des avonds
niet weg. Ze mogen alleen de stad uit, wan
neer iemand bereid is te vervangen." Voor
hen gedurende een week geen bioscoopje,
geen wandeling. Elk ogenblik kan de alarm
bel rinkelen en moeten zij binnen enkele
minuten paraat zijn in het belang van de
Schiedamse gemeenschap.
In een uitstekend verzorgd historisch over
zicht herinnert de stadsarchivaris, drs. G.
van der Feijst aan die paraatheid: „Gezien
de ervaringen, in de loop der jaren opge
daan, mogen we met alle gepaste beschei
denheid constateren, dat het korps, dat se
dert 1959 onder commando staat van de
heer D. de Jager, een goede betrouwbare
en steeds parate brandweer is, waarop Schie
dam trots kan zijn Onwillekeurig gaan
mijn gedachten naar die herfstige zaterdag,
dertig jaar geleden, 31 oktober 1936, waar
aan een gedenksteen in de kazerne de her
innering bewaart. „Op die dag", aldus drs.
Van der Feijst, zag het vrijwillige korps
zich voor de meest droevige gebeurtenis in
zijn bestaan geplaatst."