maar hoe werkt
't nu eigenlijk
precies....?
268
DAAR BIJ
DIE MOLEN.
Elke Schiedammer kent de vier korenmolens wel, die onze stad rijk is.
Misschien weet n niet, dat deze molens voor onze stad een uniek bezit zijn.
In de eerste plaats: zij waren het, die in feite de beginfase vormden van het
eertijds zo beroemde en beruchte brandersbedrijf in onze stad. De granen, die
de grondstof vormden voor de moutwijnfabricage, werden pas na eerst door
deze vier molens en hun vele reeds verdwenen soortgenoten gemalen te zijn, in
de branderijen verwerkt. In de tweede plaats: we kunnen onze vier Schiedamse
molens rekenen tot de grootste molens die ons land kentDaarom mogen we
zonder chauvinisme spreken van de Schiedamse „Grote Vier"
Kennen en kennen is twee, zegt men wel en dat is ook hier volkomen van
toepassing, want bij hoevelen van u zal de kennismaking met de Grote Vier
ooit verder gegaan zijn dan de buitenkant van hun door de rook van de bran
derijen zwart geworden lijven
Heeft ii er een idee van hoe De Walvisch, De Drie Koornbloemen, De Vrij
heid of De Noord het tussen hun maalstenen vallende graan kunnen verande
ren in een warme stuivende mcelstroom Hoe dat in zijn werk gaat hoop ik u
aan de hand van de hier afgedrukte doorsnedetekening duidelijk te kunnen
maken. De tekening (oorspronkelijk schaal 1 20) heb ik gemaakt naar op
metingen aan de molens De Walvisch en De Vrijheid. De veranderingen, die in
de meeste molens hebben plaatsgevonden i.v.m. het aanbrengen van motorisch
gedreven maalapparatuur en het veranderen van de benedenverdieping in
woonruimte, zijn niet getekend, zodat de tekening de molen in zijn oorspronke
lijke toestand als „rauwmolen" weergeeft. De molen waaraan in de loop der
tijd het minst is veranderd, is de molen De Vrijheid, welke dus de meest oor
spronkelijke vertegenwoordiger is van het Schiedamse „rauwmolen-type".
De Schiedamse korenmolens hadden in de tijd dat ze gebouwd werden, de
taak de granen te malen voor de branderijen. Hierbij kwam de nadruk te liggen
op een hoge produktie. Het meel waar de branderijen om vroegen, hoefde niet
zo fijn te zijn als dat voor de bakkers, zodat het maalwerk dat deze molens
verrichtten, betrekkelijk rauw ruw) was. Vandaar dat men ze door de tijd
de naam „rauwmolens" heeft gegeven. Deze molens waren bijzonder groot en
zwaar uitgevoerd, maar in principe verschilde hun inrichting niet van die van
de korenmolens, welke voor de bakkerijen maalden.