ER WAS Jm
NIETS
a
Efficiency
Planbureau
274
-U». .Jl
T~v E voorzitter van Rijnmond vindt een tweede, evenzeer
belangrijke factor bepalend voor het tot stand komen
van nieuwe bestuursvormen.
„Men moet in het betrokken gebied ook mentaal rijp zijn
voor dergelijke veranderingen. Het dwingend opleggen
vind ik een gevaarlijke en ook verkeerde zaak, hoewel
dat niet wil zeggen dat daarmee de voorbereiding alle
tijd kan hebben. Maar in ieder geval moet de wet waarin
zo'n nieuwe vorm wordt vastgelegd, meer beschrijvend
dan opleggend zijn."
Is hij in dit verband dan niet van mening dat er in de wet
betreffende de instelling van het openbaar lichaam Rijnmond
wat te veel beschreven is?
De heer Marijnen zegt, dat er in de anderhalf jaar van het
bestaan van Rijnmond al duidelijk gebleken is dat plaats
bepaling en bevoegdheden van het openbaar lichaam
onvoldoende zijn.
„Daarom willen wij zo spoedig mogelijk een advies aan de
regering uitbrengen dat model moet staan voor wijziging
van de wet. Daarbij zal de nadruk worden gelegd op de
belangrijkheid (ook voor de burgers van Rijnmond) te
weten waar precies de verantwoordelijkheden en de be
voegdheden in en voor dit gebied liggen. Een tweede
belangrijk punt zal zijn, dat de taken die op het bestuurlijk
vlak voor het gehele gebied belangrijk zijn, ook in handen
van het openbaar lichaam worden gelegd."
Door zijn vroegere werkzaamheden, o.m. bij de georgani
seerde land- en tuinbouw, heeft de heer Marijnen reeds
lang de overtuiging dat in vele delen van ons land taken
zijn te vervullen door een bestuurslichaam tussen rijk
provincie aan de ene kant en de gemeenten aan de andere.
Al was het alleen maar om de efficiency van vele, in zo'n
gebied noodzakelijk te treffen voorzieningen te dienen.
De initiatieven zoals die via Groot-Eindhoven en de samen
werking van gemeenten in een deel van Twente zijn geno
men, vindt hij bijzonder nuttig. „Maar ze zijn niet te con
solideren. Deze samenwerking kan alleen maar de overgang
zijn tot een betere bestuursvorm. Ze moet op deze basis
beslist niet blijvend zijn. Daarmee komt de goede democra
tische structuur niet van de grond en bovendien zou de
duidelijkheid in de bestuurlijke verhoudingen eronder
lijden."
Kan Rijnmond wat die definitieve vorm betreft model staan
voor de nog in te stellen openbare lichamen?
De heer Marijnen is beslist in zijn antwoord: zeker niet.
De bestuursvorm zal aangepast dienen te worden aan de
noden en behoeften van het betrokken gebied; de strikte
eenheid in bestuursvorm zoals die door Thorbecke werd
gepropageerd, behoort beslist niet meer in deze tijd thuis.
Er is, tot grote voldoening van de voorzitter van Rijnmond,
een verandering in het geheel van opvattingen over agglome-
ratiebestuur gekomen. Hoe langer hoe meer wordt beseft
dat er een onverbrekelijk verband bestaat tussen de ver
schillende onderdelen van beleid en bestuur in een gebied.
„Daarom moet de vorm afhankelijk zijn van het totale
bestel. Ik vind een van de verdiensten van de tweede nota
over de ruimtelijke ordening dat hij aandacht besteedt aan
deze problematiek. Dat de relatie tussen (om een passend
voorbeeld te noemen) havenontwikkeling, woongelegen
heid en verkeersmogel ijk heden duidelijk wordt vastgelegd."
Volgens de heer Marijnen is een dergelijke nieuwe visie
mede te danken aan de belangrijke plaats die de moderne
wetenschap in de ontwikkeling op alle gebied inneemt.
Het Centraal Planbureau noemt hij er een mooi voorbeeld
van. „Men kan niet meer zonder het vastleggen van de
samenhang tussen de verschillende factoren. Diezelfde
methodieken kunnen ook worden toegepast op het vlak
van de ruimtelijke ordening. Zij geven de relatie aan en
tevens de alternatieven van zo'n samenhang."
Tekenend voor de manier waarop het beslist niet moet,
vindt hij de onevenwichtige ontwikkeling die het Rijnmond
gebied de laatste 20 jaar heeft doorgemaakt. De problemen
die daardoor zijn ontstaan, tonen duidelijk aan dat zo'n
ontwikkeling in zijn totaliteit moet worden bezien en niet
op (bijvoorbeeld) alleen maar economische gronden. „Het
is een kwestie van harmonie."
Wat hebben hij en zijn gecommitteerden in dit eerste volle
kalenderjaar Rijnmond gedaan om inhoud aan die harmo
nische ontwikkeling te geven?
„Het was een kwestie van de zaak op poten zettener was
niets. In de eerste plaats moest het bestuurlijk apparaat
van de grond komen, met alle reglementen die daarbij
horen. In de tweede plaats bestond ons werk uit oriëntatie
en het leggen van goede contacten. We moesten ontdekken
welke deskundigheid in het gebied aanwezig is en op welke
wijze wij daarvan gebruik kunnen maken. Dat is geen
kwestie van concurrentie, maar louter van samenwerking.
Rijnmond mag nu eenmaal geen groot apparaat worden."
De heer Marijnen is ervan overtuigd, dat Rijnmond aan
populariteit en aan gezag kan winnen, wanneer het grote
aandacht aan zijn voorlichting gaat besteden. Het is een
kwestie van dringende noodzaak en zal dan ook als zodanig
worden beschouwd."
De man onder wiens leiding dit allemaal waar gemaakt
dient te worden, voelt zich in het Rijnmondgebied na
anderhalf jaar best thuis. Vreemd nog klinkt zijn zachte
Gelderse G in het koor van zakelijk-rauwe klanken
waarmee men hier conversatie pleegt te voeren. Maar men
zal er wel aan wennen.
De man die zo graag zijn blik laat glijden over de stad
beneden hem is zelfs al volkomen aan Schiedam gewend,
bijzondere Rijnmond-gemeente als zij is door zowel het
kantoor van het openbaar lichaam als diens voorzitter
te huisvesten.
R. VAN DER WEYDE