Plannen met
de BRANDERS
Wie wil 'n sociak
Tekst en tekeningen
Hans van der Sloot
300
A LS eerste resultaat van de teach-in van 5 januari jl. is
kortgeleden een bezwaarschrift tegen het Schie-no-ko-
plan bekend gemaakt dat inmiddels aan het gemeente
bestuur is overhandigd. Het bevat geen plan om kapot
van te zijn, al wordt dat door het Werkcomité wel bijna
als noodzakelijkheid gesuggereerd.
Daarvoor zijn de verschillende onderdelen te weinig onder
steund met praktische realiseringsmogelijkheden en wordt
er te veel geschermd met leuzen als „nieuwe en bezielende
bestemming"„een levend stadsdeel„verrassende hoekjes
en verspringende geveltjes waarvan vele rustiek en fraai zijn",
natuurlijke beslotenheid en menselijke schaal".
Op zichzelf zijn dergelijke benamingen natuurlijk niet ver
boden, hoewel je ze in de toelichting op een bezwaarschrift
niet verwachten zou. Maar het bijvoeglijke blijkt in de
toelichting niet te slaan op de naamwoorden alleen. Er
zijn, en dat wordt dan ernstiger, ook een aantal bijvoeglijke
gedachten in verwerkt en die verzwakken op zijn minst
gezegd de strekking van het hele bezwaarschrift. De argu
mentering, die op zichzelf alleszins waard is te worden
overwogen wekt daardoor meerdere malen de indruk, dat
de toelichting speculeert op het sentiment van diegenen
die onmiddellijk met het bezwaarschrift te maken krijgen.
Vooral in zinnen waarin het Comité spreekt over: „Zij
zullen door dit tot de verbeelding sprekende project worden
gevormd en zij op hun beurt zullen een stadsdeel vormen
dat ook de volgende geslachten zal herinneren aan wat hier
in de zestiger jaren is gepresteerd", „een ideaal project om
er de jeugd onder deskundige leiding aan de slag te laten
gaan", en „dan zal de oude brandersbuurt ten dode op
geschreven zijn, zal in Schiedam nooit meer zo'n tot de ver
beelding sprekend plan kunnen worden opgesteld waaraan
de jeugd en de bevolking bewust hun aandeel kunnen
leveren
Zoals gezegd; ernstig zijn deze uitlatingen niet. Er wordt
echter wel een randgebied mee betreden. Een gebied waarin
het gevaar bestaat dat de vorm van de toelichting de be
doeling ervan gaat overschaduwen en door het losgeweek
te sentiment de praktische realiseringsmogelijkheden uit
het oog worden verloren.
Bij de bestudering van het plan heeft het er hier en daar
alle schijn van dat dit al is gebeurd. Dat de scheiding tussen
deugdelijke en volstrekt ondeugdelijke argumenten is ver
vallen, dat niet opgaande vergelijkingen ten voordele van
het Vierpleinenplan zijn gemaakt.
Allereerst de 600 bezoekers van de teach-in waaruit het
Comité een „grote onrust onder alle lagen van de Schiedamse
bevolking concludeert"Zeshonderd personen, ofwel 0,7
procent van de Schiedamse bevolking zijn voor zo'n be
wering bepaald geen argument, temeer niet daar de op
stellers bovendien vergeten hebben te vermelden hoe het
genoemde aantal verdeeld was in voor- en tegenstanders,
belanghebbende en niet belanghebbende toeschouwers
en meekomers wie het minder om de brandersbuurt dan
wel om de teach-in begonnen was. En dat waren er niet
weinig.
Dan de bijdrage van de Amsterdamse sociograaf dr. M.
H. M. van Huiten. In de toelichting wordt hierover gezegd
dat de heer Van Huiten op de teach-in verzekerde, „dat
een dergelijk herstel van een oude buurt uitgevoerd kan
worden zonder dat dit de gemeente een cent behoeft te kosten
omdat de praktijk heeft uitgewezen (o.a. in Amsterdam),
dat de waardevermeerdering van zo'n opgeknapte buurt
ruimschoots opweegt tegen de kosten die het herstel met zich
meebrengt".