Brandersbuurt De Breedstraat 302 Omdat de basis van uitvoering huizen voor bewoners, en dus voor restaurateurs, levensgevaarlijk, restauratie voorschriften, bouwverordeningen, Rijksgoedkeuring - zoals die door de werkgroep is voorgesteld wettelijk niet haalbaar is, moet een andere vorm worden gevonden en dan komt men onvermijdelijk terecht bij de omvorming van dit Vierpleinenplan tot een bestemmingsplan dat in vorm gelijk is aan het Schienokoplan. Dit betekent dat het al met al toch nog weer drie jaar gaat duren voordat de gemeente de beschikking over de parti culiere woninkjes moet krijgen. Vrijwel alles is nog parti culier bezit en voor tot onteigening kan worden overgegaan moet nog het volgende gebeuren: de voorbereidingen voor het nieuwe plan en de bespreking in de gemeentelijke commissies vergen drie tot zes maanden: daarna moet het plan krachtens de wettelijke bepalingen een maand ter inzage liggen op de secretarie, bezwaarschriften (bv. van de Oud-Katholieke Gemeente die door het Vierpleinenplan ernstig zou worden gedupeerd) kunnen dan drie maanden lang worden ingediend. Daarna moet de gemeenteraad een beslissing over het Vierpleinenplan nemen. Na de beslissing ligt het weer een maand ter inzage om daarna aan Gede puteerde Staten te worden toegezonden. Deze nemen binnen zes maanden een beslissing, maar verlenging van deze ter mijn met zes maanden is mogelijk. Voordat men dan werkelijk met de onteigening kan gaan beginnen verlopen nogmaals negen tot twaalf maanden. Rekent men daarbij de tijd welke de voorbereidingen voor een dergelijke opknapbeurt vergen, die op hun beurt ook alweer aan de door de wet gestelde eisen moeten voldoen, de onderhandelingen met bouwondernemingen, de aan besteding, de onderhandelingen met fabrikanten van voor de bouw benodigde materialen dan komt men al met al op een termijn van vijf a zes jaar, waarschijnlijk zelfs meer voordat met de eerste praktische uitvoering kan worden begonnen. En dan is er natuurlijk geen sprake van dat dit de gemeente geen cent zou kosten. Bij een zeer voorzichtige raming, de planning van het project buiten beschouwing gelaten, komt dan het Vierpleinenplan de gemeente te staan op bijna drie miljoen gulden, die onttrokken zouden moeten worden aan de woningbouw. Maar de rekensom van het comité aan de hand van de verzekering van de heer Van Huiten zou ook wanneer het Vierpleinenplan werd uitge voerd zoals het bij het gemeentebestuur op tafel is gelegd nog wel degelijk een niet onaanzienlijk bedrag kosten. Al was het alleen maar aan onteigeningskosten waaraan het comité stil, stiller nog dan aan de technische details, voor bijgaat. Ook het kost de gemeente geen cent" is dus niets anders dan een gezegde, dat aardig klinkt, maar niets blijkt in te houden. Er is meer. Onder andere het plan om van de woningen in de Breedstraat een dertig meter lange expositiezaal te maken voor beeldende en toegepaste kunst, annex lezing zaal en kunstklassen voor de jeugd met op zolder werk ruimten voor tekenen, schilderen en boetseren. Op het eerste oog is dit plan niet onaantrekkelijk, maar het is de vraag of Schiedam aan een dergelijke gelegenheid behoefte heeft. Aan een galerie zeker niet. Met enige trots kan toch altijd nog worden gezegd dat Schiedam een zo langzamerhand internationaal bekend geworden „stedelijk" bezit plus twee galeries, plus uitstekende accommodatie voor grotere en kleinere exposities voor sculpturen. En daarmee blijkt de markt al zover te zijn verzadigd dat alle drie de kunstgelegenheden een zekere specialisatie op gedrongen gekregen hebben. Het Stedelijk en Punt Vier hebben zich gericht op bepaalde stromingen in de moderne beeldende kunst. Galerie heeft zich met succes de laatste tijd toegelegd op uiteenlopend grafisch werk. En daarmee is de markt vol. Per slot van rekening is het zo, dat het aanbod van goede exposities geringer is dan over het algemeen wordt aangenomen. En dat zou het nog meer worden wanneer het zou worden uitgespreid over vier in plaats van drie expositieruimtes. Hetzelfde geldt voor de belangstelling. Ook die is niet tot het oneindige rekbaar, dat is enige jaren terug in de galeriewoede wel heel duidelijk gebleken. Waar wel gebrek aan is, is aan werkruimten voor tekenen, schilderen en boetseren. Aan goede werkruimte tenminste, maar dit gebrek wordt bepaald niet opgeheven door de zolder aan de Breedstraat, zelfs niet gedeeltelijk, eenvoudig omdat hij voor het doel waarvoor hij bestemd wordt niet te gebruiken is. Wil men werkelijk ruimte beschikbaar stellen voor creatieve werkzaamheid dan zal men met een redelijke accommodatie moeten komen, niet met een donkere bedompte zolder van negentig vierkante meter en een maximale hoogte van drie en een halve meter. Zo'n ding is nutteloos en waar het gaat om de ontwikkeling van de creatieve zin, nog gevaarlijk ook. Hetzelfde hebben de kunstenaars enige dagen geleden ver klaard over de ateliers-atelierwoningen die het comité hen had toebedacht aan de Prinsentuin. En bloc hebben ze zich hier tegen gekeerd omdat volgens hun zeggen de woningen te klein en te donker waren om er redelijk in te kunnen werken. Als enigen kwamen de kunstenaars hierbij aan met een precedent, de huizen aan de Roosbeek en de Zwaansteeg die ze tijdelijk in gebruik hadden gehad als atelier. Van beide zijden is hier indertijd op teruggekomen. Van gemeentewege omdat men inzag dat de toestand die men hier had gecreëerd niet houdbaar was en van de zijde van de kunstenaars omdat ze er niet in konden werken. En die huizen waren nog een flink stuk groter dan de woningen aan de „Prinsentuin". In de artikelen drie tot en met zeven besteedt het werk comité aandacht aan de 'oekomstige bestemming van de huisjes aan de Verbrande Erven, de Prinsen- en Pietersteeg en Achter de Teerstoof. Hierin zullen, zegt het comité, voor deze omgeving geschikte zaken worden gevestigd. Op zichzelf is dit een heel reëel plan. Wanneer men hier werkelijk zou komen tot een artistiek centrum, zijn zaakjes als deze voor het karakter van de buurt en het publiek dat het gaat trekken onontbeerlijk voor het instandhouden daarvan. Kwalijker wordt het echter wanneer het comité vervolgt:

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1967 | | pagina 22