C. H. SCHWAGERMANN 35 zoeken van officiële personen. De eerste jaren beheerde de heer Visser de verzame ling, maar in 1906 stelde de Raad een „Commissie van Administratie en Beheer over het Stedelijk Museum" in. De inhoud van het Museum groeide gestadig en in 1909 achtte men de tijd gekomen de verzameling voor het publiek open te stellen. Deze openstelling was zeer beperkt, alleen 's woensdags van 2 tot 4 uur. Boven dien mochten niet meer dan zes bezoekers tegelijk in het museum zijn. Een concierge hield toezicht en droeg zorg voor het onderhoud. De naam van deze eerste custos was A. Plooij. Het aantal bezoekers was niet bijzonder groot, wat, gezien de beperkende bepalingen aan het bezoek gesteld, niet verwonderlijk is. Toch blijkt uit de talrijke schenkingen, dat het Museum de belangstelling van de Schiedammers had. Reeds vroeg zag de Commissie uit naar een passender behuizing. In haar jaarverslag over 1919 schrijft zij: „Indien het Museum in een gunstiger gelegen en doel matiger gebouw zou zijn gevestigd, zou zulks ongetwij feld op het bezoek en de belangstelling van grote in vloed zijn". Het College van Burgemeester en Wet houders had vertrouwen in de nog jonge instelling. In een voorstel aan de Raad der Gemeente van 6 februari 1925 zegt het althans: „Daarenboven meenen wij reeds een zij het dan ook voorlopige be stemming (voor het St. Jacobs-Gasthuis) te hebben ge vonden in het daarin onderbrengen van het Museum". Voor de eerste maal was nu officieel het Museum in verband met het St. Jacobs-Gasthuis gebracht. In juni van dat jaar had de Commissie een gesprek met de secretaris van de Rijkscommissie voor advies inzake de Musea, als resultaat waarvan werd vastgesteld, dat het „gebouw op zichzelf (de St. Joris Doelen) en de ligging in de gemeente geheel ongeschikt" was. De rechtervleugel van het binnen afzienbare tijd vrij komende St. Jacobs-Gasthuis werd eenstemmig geacht een goede huisvesting te kunnen bieden. De Commissie verzocht daarop in de herfst van hetzelfde jaar, aan het College van Burgemeester en Wethouders om de rechtervleugel van het gasthuis. Het antwoord luidde, dat het „nog niet de tijd" was om over deze kwestie te beraadslagen. Voorlopig zou het hierbij blijven. Het Museum bleef groeien. Voorjaar 1926 stierf de concierge M. C. Plooij. In de rang van custos werd met ingang van 1 januari 1927 als zijn „opvolger" benoemd de heer C. H. Schwagermann jr. Deze benoeming vloeide voort uit de omstandigheid, dat de verzameling steeds waardevoller werd. De heer Schwagermann was nl. makelaar in roerende en onroerende goederen, handelde bij voorkeur in antiek, waarvan hij een ge degen kennis bezat. Met de betere behuizing ging het minder voorspoedig. De Commissie besloot daarom tot een inwendige reorganisatie, een betere indeling van het Museum. Op 4 april 1927 vond de officiële her opening plaats, bijgewoond door het voltallige College van Burgemeester en Wethouders. Dit laatste is een bewijs te meer voor de grote belangstelling, die het College steeds voor het Museum heeft getoond. Hoewel de overbrenging van het Museum naar het St. Jacobs-Gasthuis de instemming van het gehele Gezicht op de St. Joris Doelen, waar het mu seum voor 1940 in gehuisvest was.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1967 | | pagina 63