D. SCHWAGERMANN
Ook dit is geschied in het gebouw, dat nu het
Stedelijk Museum is: uitdeling van goedkope
groenten en aardappelen aan werklozen in
de huidige entreezaal direct achter de hal
(3 december 1935).
College had, was het vooral wethouder J. Dinkelaar,
die zich hiervoor inzette. Toen in 1937 begonnen werd
met de restauratie van de rechtervleugel van het voor
malige gasthuis, verklaarde hij in de Gemeenteraad:
„Burgemeester en Wethouders meenen, dat in het
voormalige St. Jacobs-Gasthuis het Stedelijk Museum
gehuisvest moet worden, maar zij weten niet, wat daar
nog meer onderdak gebracht kan worden. Het is niet
bekend, welke ruimte voor het Museum nodig zal
blijken. Als de plannen tot verplaatsing doorgaan,
zal er wellicht een drang merkbaar worden het
Museum zo groot mogelijk te maken". Deze laatste
woorden hebben nu bijna een profetische klank ge
kregen.
Ruim twee jaar werkten jeugdige werklozen aan
de restauratie, die naar een door Ir. C. E. Alexander,
adjunct-directeur van Gemeente Werken, ontworpen
plan werd uitgevoerd.
Op 5 oktober 1940 kon het Stedelijk Museum feestelijk
worden heropend in de gerestaureerde rechtervleugel.
De burgemeester, Mr. F. J. L. van Haaren, uitte bij
zondere dank aan de heer Dinkelaar, „wiens streven
het is geweest aan onzen stad dit kostbare bezit te
verschaffen; dank zij vooral zijn volharding en voort
varendheid is dit werk tot stand gekomen". De gast-
huiskerk werd in de oorlogsjaren gerestaureerd.
|Vj ET ingang van 1 januari 1952 werd als conservator
benoemd de heer D. Schwagermann, zoon van
C. H. Schwagermann, die de pensioengerechtigde
leeftijd had bereikt en sedert 1938 ook de titel
van conservator bezat. In de loop van 1954 werd
de vraag gesteld, wat de toekomst van het Mu
seum zou moeten zijn. Besprekingen werden ge
houden, advies van deskundigen gevraagd. De lijn
werd bepaald: het Museum zou zich gaan toeleggen
(met behoud van de historische verzameling) op het
bijeenbrengen van een collectie kunstwerken van thans
levende kunstenaars en op het houden van exposities
van jonge kunstenaars.
Om aan deze taak te kunnen voldoen, was het nodig,
dat het Museum de beschikking kreeg over het gehele
voormalige St. Jacobs-Gasthuis, dus inclusief de linker
vleugel. Daar dit gedeelte niet zonder meer te be
trekken was, moest een restauratie plaatsvinden.
Besprekingen hierover werden sedert dat jaar geregeld
gehouden tussen de betrokken instanties. Intussen
werden werken van moderne kunst aangekocht en
tentoonstellingen gehouden.
Eind 1956 kwam, na het vertrek van D. Schwagermann,
die elders als conservator was benoemd, als nieuwe
conservator de heer P. L. A. Janssen. Voortbouwend
op het fundament, door zijn voorgangers gelegd, be
zorgde hij het Museum een landelijke bekendheid.
Spectaculaire exposities en voordrachten voor de
televisie droegen hiertoe bij. Zijn verdiensten mogen
blijken uit de afscheidswoorden, die het lid der Com
missie, de heer H. W. Meihuizen, op 19 december 1962
tot hem richtte:
„Toen U de taak van conservator van dit Museum op
U nam, had U, zo min als de Commissie, U voorgesteld
tot welk een omvangrijke taak deze functie zou uit-