41
zich boeken aan te schaffen en hierdoor deel te krijgen
aan wat er cultureel en maatschappelijk gaande is in de
wereld.
Iedere week van het jaar is het „boekenweek" in de
openbare bibliotheken. Evenals de boekhandelaar zet de
bibliothecaris zich in als bemiddelaar tussen mensen en
boeken, tussen jeugd en jeugdlectuur, tussen kleuters en
prentenboeken. Ook in Schiedam, al bijna een halve
eeuw lang. Want in 1919 nam het toenmalige Schie-
damse gemeentebestuur het initiatief tot het stichten van
een Openbare leeszaal en bibliotheek, die voor iedere
inwoner zonder uitzondering toegankelijk zou zijn en
waaruit iedereen tegen een zeer laag inschrijfgeld alle
boeken zou kunnen betrekken die hij voor zijn ontwik
keling, informatie of ontspanning nodig zou kunnen
hebben.
Dit was voor die tijd bijzonder vooruitstrevend en
idealistisch, want weinig gemeentebesturen in Nederland
hadden in die dagen hun besef van verantwoordelijkheid
voor de culturele ontwikkeling van de bevolking door
middel van zelfstudie zo duidelijk gemanifesteerd als
onze vroede vaderen. Zij lieten het niet aan het parti
culier initiatief over om de behoefte aan goede lectuur
bij hun stadgenoten aan te wakkeren en te bevredigen,
maar zetten zich er zelf voor in.
Het huis van de welbekende Schiedammer, de heer
M. C. M. de Groot, werd voor de huisvesting van een
openbare leesgelegenheid beschikbaar gesteld en dit
pand, aan de Lange Haven 131, zou het toekomstige
toevluchtsoord worden van letterlievend Schiedam. Er
werden advertenties geplaatst in de grote dagbladen,
waarin een bibliothecaris werd opgeroepen, die dit werk
in deze stad zou willen komen starten. En zo kwam de
Delftse bibliothecaresse, mejuffrouw S. C. Bok, naar
Schiedam om het werk, dat zij tot nu toe aan de biblio
theek van de T.H. had verricht, te verwisselen voor het
inrichten van een openbare leeszaal en bibliotheek hier
ter stede.
Een kleine, toen reeds verouderde en beduimelde col
lectie van een oude Nutsbibliotheek moest tot basis die
nen. Zij toog aan het werk met als enige hulp de boek
binder C. J. Nauman. Samen werkten zij achter de ge
sloten deuren tot maart 1920. Toen werd de toegangs
deur opengezet die tot op de dag van heden wijd open
staat voor allen, die „niet buiten willen blijven staan".
Natuurlijk was het grote herenhuis voor particuliere
bewoning gebouwd en niet berekend op de eisen, gesteld
door een boekerij van tienduizenden banden, bereikbaar
opgesteld voor iedere daarnaar uitgestrekte hand. Er
moest ook ruime gelegenheid geschapen worden om
kennis te komen nemen van dag-, week- en maandbla
den. Er moest een rustige zaal zijn om te kunnen stu
deren. Er moest tegelijkertijd plaats zijn voor volwas
senen en voor kinderen. Boeken moesten er gebonden
en hersteld kunnen worden en dat alles in een huis,
gebouwd voor één, zij het dan ook groot, gezin. Er
moest dus gebouwd en verbouwd worden: keuken en
bijkeuken werden tot binderij, suite-kamers tot zalen,
binnenplaatsjes tot werkruimten, zolders tot kamers,
bedsteden(l) tot bergruimten. Sinds 1920 timmert en
schildert men om steeds meer mensen steeds beter te
ontvangen.
Zoals in ieder particulier huis groeiden ook hier de
kinderen de deur uit en wel reeds in hun prille kinder
jaren: gebrek aan ruimte om de jonge lezers behoorlijk
te ontvangen en het groeiende jeugdboekenbezit over
zichtelijk voor hen op te stellen, was er de oorzaak van
dat deze indertijd zeer vitale afdeling naar elders moest
verhuizen en in het voormalige klooster aan de Korte
Haven, dat door de gemeente was aangekocht, tezamen
met andere gemeentelijke instellingen werd onderge
bracht.
Door de uitbreiding van de stad werden allengs de
afstanden te groot om ook de volwassen lezers allen
binnen het gebouw aan de Lange Haven de nodige ser
vice te bieden. Al ligt dit, geografisch gezien, steeds nog
wel min of meer in het midden van de stad, toch liggen
de nieuwe wijken te ver weg. Langzaamaan zijn er dan
ook in alle wijken bescheiden filialen ontstaan, ingericht
weliswaar met meer idealisme dan middelen! Het eerst
was het Zuiden aan de beurt: de „Gorzen" hadden reeds
omstreeks 1930 hun eigen afdeling. De crisisjaren die
volgden, maakten de financiële zorgen zo groot, dat er
vooralsnog aan verdere uitbreiding niet viel te denken,
tenzij dan met kleine hulpposten in de omgeving (Kethel
en Overschie). Vooral in de oorlogsjaren, toen men in
Kethel toch wel bijzonder geïsoleerd woonde, was deze
kleine uitleenpost een welkome dienst aan de bewoners.
De stadsuitbreiding, die na de oorlog het Oosten van
de stad een nieuwe bevolkingsgroep woongelegenheid
gaf, reserveerde van meet af aan een kleine ruimte voor
filiaalbibliotheek. Dankbaar was men daar wel mee,
want reeds dadelijk lieten vele lezers zich daar inschrij
ven. Helaas was er geen plaats genoeg voor de kinderen!
Daar moest toen natuurlijk ook iets op gevonden wor
den, want al begon deze lezersgroep als inwonende-
jonggehuwden, de geboortegolf rolde al spoedig ook op
de bibliotheek aan! In een houten noodschool kwam ook
een „nood-jeugdbibliotheek" en daar liet de na-oorlogse
jeugd zich werkelijk niet onbetuigd.
Daarna volgde het Westen met een al wat ruimere
gelegenheid in het Wijkcentrum „Nieuwland" aan het
Dr. Wibautplein. Sinds het begin van dit jaar werd ook
Kethel verrijkt met een nieuw, vrijstaand, zij het dan
ook nog semipermanent, gebouwtje.
Toen in oktober 1964 het bestuur van de R.K. Open
bare Bibliotheek St. Liduina met het Gemeentebestuur
was overeengekomen dat beide Openbare Bibliotheken
in Schiedam voortaan hun filialen en overig „buiten
werk" met gemeenschappelijke krachten en verenigde
financiën zouden gaan beheren, werd een nieuw tijdperk
in de Schiedamse bibliotheekgeschiedenis ingeluid. Zo
veel mogelijk zou getracht worden het werk, dat beide
bibliotheken naast elkaar verricht hadden in het vervolg
met elkaar voort te zetten. Ten teken, dat dit bijzonder
ernstig gemeend was werd reeds de volgende maand een
nieuw, gemeenschappelijk jeugdfiliaal in het Oosten ge
opend.
Een ruim vrijstaand lokaal van de St. Roza-kleuter-
school aan de Lange Singelstraat werd voor dit doel
gehuurd en ingericht en startte met 1600 jeugdboeken
voor alle jeugdige lezers in deze wijk, die tot op die
datum naar de afzonderlijke, weinig ideaal gehuisveste
jeugdfiliaaltjes van de gemeentelijke of de R.K. biblio
theek waren gegaan, of helemaal nog niet aan het lid
maatschap van een eigen bibliotheek waren toegekomen.
Tevens vinden zij hier thans goede gelegenheid om te
komen zitten lezen of om te luisteren naar het weke
lijkse verhaal dat iedere woensdag voor al wie maar
komen wil, lid of niet, wordt verteld of voorgelezen.
Weldra werd de hulp van een goede zaalwachter on
ontbeerlijk, zo groot werd de toeloop. Ook de volwas
senen van beide bibliotheken gingen van toen af niet
meer naar verschillende adressen, want het gemeen
schappelijk boekenbezit werd gehuisvest in het filiaaltje
aan de Lorentzlaan waar assistenten van beide biblio
theken beurtelings voor de vragen van de lezers klaar
staan.
Ook in het Zuiden werden de filialen van beide biblio
theken samengevoegd op één adres. In de Leliestraat
werd een ruime bibliotheek voor volwassenen en een
kleinere afdeling voor kinderen van alle bewoners ge
opend. Ook daar dag-, week- en maandbladen kosteloos,
ter lezing voor wie maar binnen komen wil, een naslag
boekerijtje voor informatie, en een ruime collectie
romans, ontwikkelingsboeken en jeugdlectuur.