Schiedam rond de eeuwwisseling - een teleurstelling! 43 A. Jurriaan Zoetmul der kent Schiedam als weinig anderen. Hij heeft zich geërgerd aan Hans van der Sloots boek "Schiedam rond de eeuwwisse ling" en zond ons van uit zijn huidige woon plaats Aalst-Waalre nevenstaand artikel. De heer Zoetmulder heeft in het verleden meer in ons blad ge publiceerd en ook dit maal geven we hem graag het woord, al betekent dat niet dat wij ons zonder meer achter zijn oordeel scharen. Hoewel je als Schiedammer natuurlijk heel goed weet wat er in de laatste jaren in de stad veranderd is, valt de mate waarin dat is geschied bij elk overzicht, bij elke samenvatting van wat er eens is ge weest, toch weer op als iets dat tegelijker tijd een verontrusting en het tegendeel daar van is. Het ene is het omdat elke verande ring in ziin vertrouwde omgeving de bewo ner van de stad in een labiele geestestoe stand brengt doordat voor datgene waarmee en waarin hij is opgegroeid een toekomst in de plaats wordt gesteld, waarvan hij de gevolgen en omvang niet overzien kan. Het ander is een uitvloeisel van het feit, dat de verandering in de loop der tijd (sic) een wezenstrek van deze stad geworden is zon der welke Schiedam Schiedam niet meer zou zijn." Met dit diepzinnig en verre van feilloos proza introduceert de schrijver zijn boek over de jeneverstad rond de jongste eeuw wisseling bii de geïnteresseerde lezer. Als er iets uit te begrijpen valt dan is het de er kenning van de moeilijkheid om Schiedams historie klaar en duidelijk uit de doeken te doen. Befaamd en berucht om het product van ziin speciaal bedrijf, vervloekt om het misbruik dat er maar al te veel van werd gemaakt, leverde Schiedam zowaar zijn bij drage aan de middeleeuwse mystiek en ver lokte de in zijn tijd gevierde Franse auteur J. K. Huysmans, vriend van Emile Zola, tot een pelgrimstocht naar het oudste stadsdeel voor het schrijven van zijn boekje over het leven van Sinte Liduïna. Een geschiedenis vol afwisseling met ups and downs en ten slotte in de negentiger jaren de doodsteek aan het brandersbedrijf. Er hebben de laatste jaren belangwekkende publikaties over Schiedam het licht gezien en het orgaan van De Schiedamse Gemeen schap heeft er bij herhaling gastvrijheid aan verleend. Het kenmerkende van deze publikaties is, dat ze geschreven zijn met grote genegenheid voor haar onderwerp en getuigden van ernstige bronnenstudie. Het is daarom begrijpelijk, dat een kostbaar en pretentieus boek, gewijd aan de laatste fase van Schiedams bestaan als brandersstad met meer dan gewone belangstelling werd ter hand genomen. Het spijt mij meer dan ik zeggen kan, dat de lezing ervan voor mij als oud-Schiedammer alleen maar teleur stelling heeft opgeleverd. Ik heb de behandelde periode intens mee geleefd, voor een deel zelfs actief, ik ken het Schiedam rond de eeuwwisseling dus door en door en heb er de levendigste her inneringen aan behouden, ik kan me alleen maar ergeren aan het oppervlakkige en slecht gefundeerde geschrijf van deze chro niqueur. Hij weet geen verschil tussen bran derij en distilleerderij, geen verschil tussen moutwijn en jenever. Hij reproduceert de foto van wat hij noemt: de afgebrande branderij De Kraton. De Kraton was echter een van de grootste distilleerderijen van Schiedam, die met haar enorm brandbare inventaris op een avond in vlammen opging, zo fel, dat de wind molen aan de overkant eveneens vuur vatte en als een enorme schoorsteen formidabele vlammen aanzoog. Deze catastrofe bete kende meteen het einde van een vrome, middeleeuwse legende, die bij de katholieke Schiedammers van die dagen in ere was gebleven. Een nietszeggende foto van de ruïne van De Kraton is het enige wat de auteur voor zijn hedendaagse lezers de moeite waard vindt. Maar er is erger. Hij voert uitgebreid een Schiedamse straatfiguur ten tonele, een waardeloze dronkelap, niet eens illustratief voor het stadsbeeld van die dagen, maar een zo ongemeen verdienstelijke en vooruit strevende notabele Schiedammer als M. C. M. de Groot krijgt amper een regel en dan is het nog mal a propos. Van de opkomst van het socialisme in Schiedam noch van de groei van de R.K. Volksbond na de encycliek Rerum Novarum weet hij iets zinnigs te zeggen, maar wel durft hij te schrijven over de wantoestanden, die in de Schiedamse weeshuizen zouden heb ben geheerst, waarvoor hij nota bene Dic kens te hulp roept, doch geen enkel wezen lijk bewijs aanvoert. In diezelfde geest heeft hij geen goed woord over voor de regenten van armbe sturen met „hun vertoon van goedheid en mededogen en ellenlange preken over Gods goedheid" maar ondertussen Hiermede verzeilen we regelrecht in de achterbuurt kwaadsprekerij uit die dagen. En zo kan ik met op- en aanmerkingen over de visie van de heer Van der Sloot op het Schiedam rondom de eeuwwisseling en zijn bewoners nog geruime tijd doorgaan. Ik weet niet zo heel veel meer van het huidige Schiedam maar het komt mij voor, dat wat er overgebleven is van de branders- stad rond de eeuwwisseling behoort tot de volmaakt verleden tijd en verdroomt rond om de Lange Haven met haar patriciërs huizen, die hun oorspronkelijke bestemming hebben verloren en waarvoor de heer Van der Sloot ook al geen oog blijkt te hebben en bij het beursgebouw, waar eertijds het hart klopte van het Schiedamse zakenleven en vaak vol zorg. A chaque seigneur tout honneur. En dat oude Schiedam, dat mij ondanks alles lief is gebleven, was een seigneur en bleef het. Of men dit nog van het huidige Schie dam zeggen kan, ik waag me niet aan een oordeel maar ik ben dan ook zoveel ouder dan de jongeheer Hans van der Sloot. A. JURRIAAN ZOETMULDER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1967 | | pagina 19