„MAZZEL", ZEGT OTTO, 96 JT EB je ook dingen waaraan je zo gehecht bent geraakt, dat je ze niet meer wilt verkopen?" Het ligt voor de hand, dat je zoiets vraagt in een huis dat feitelijk is inge richt als een onoverzichtelijke stapelplaats voor een toekomstige handel in antiek. „Jawel", zegt Otto. Hij staat op van zijn stoel achter de plattebuiskachel en loopt naar een enorme linnenkast daartegenover die bijna een hele wand in beslag neemt. „Dal ding?", zeg ik. Otto, die net bezig was de deur open te peuteren kijkt op. Hij trekt een vies gezicht als hij zegt: „Voor geen goud zou ik dit in mijn huis willen houden". Voorzichtig zwaait hij de krakende kastdeuren open en verdwijnt in het inwen dige. Hij is niet alleen te groot", zegt hij vanachter de deur. „Ik vind hem persoonlijk nog lelijk ook". Het duurt even voordat hij weer te voorschijn komt, nu met iets van tin in zijn handen, een onooglijk kannetje, dat hij neerzet op de vuurplaat van de plattebuis. „Is dit iets, dat je werkelijk niet verkoopt", vraag ik. Otto knikt achter de kachel. „Ja", zegt hij, „dat is iets, dat ik hier houd, al boden ze er ik weet niet wat voor" Ik pak het kannetje. Vlakbij blijkt het iets van een peperbusje te zijn. Een onaanzienlijk donkergrijs dingetje, weinig-zeggend maar toch wel aardig van vorm. Otto houdt me scherp in de gaten als ik het een paar maal om en om draai en het tenslotte terugzet op de kachelplaat. Mooi hè?", zegt hij. Gaaf dingetje", en hij laat dat zó enthousiast klinken, dat ik niet de moed kan opbrengen om te zeggen „Nee".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1967 | | pagina 12