O
93
Eijkenbroek heeft duidelijk omlijnde toekomstplannen.
Hij volgt op het ogenblik een trainerscursus, maar het wil
allemaal niet zo lukken. Hij zou het bijzonder plezierig
vinden, als hij door het examen komt, want dan kan hij
later van zijn hobby z'n werk maken. Een hobby is voetbal
nog steeds voor Hans Eijkenbroek, ook al is hij fullprof.
De grootste klap voor Sparta was dit seizoen het plot
selinge vertrek van Theo Laseroms naar Amerika. Het
tandem Eijkenbroek-Laseroms was alom in den lande
bekend en iedere aanvaller vreesde het. Laseroms en Eijken
broek voelden elkaar dan ook bijzonder goed aan. Lase
roms vervulde de rol van laatste verdediger en Den Eijk,
zoals trouwe Sparta-supporters Hans wel eens noemen,
had de taak overal te zijn waar ook maar een klein beetje
gevaar dreigde. Hans vindt het jammer, dat de privé-
moeilijkheden van Theo zo hoog liepen, dat er voor Lase
roms geen andere mogelijkheid meer was dan te ver
trekken.
„Theo was voor het elftal van onschatbare waarde.
Hij blééf gaan. Maar ik moet zeggen, dat wij de klap heel
goed hebben opgevangen. Gerrie ter Horst, die zo maar
de plaats van Laseroms moest overnemen, heeft het uit
stekend gedaan. Dat blijkt wel uit het feit, dat wij de minst
gepasseerde verdediging van het betaalde voetbal hebben.
In totaal hebben wij 25 doelpunten tegen, waarvan vijf
strafschoppen en vijf treffers van de Ajax-voorhoede.
Dus je kunt wel zeggen dat de klap van het vertrek van
Theo nogal is meegevallen".
Eijkenbroek was misschien wel gebaat met het vertrek
van Laseroms. Hij kon meer op de voorgrond treden.
Zelfs bondcoach Georg Kessler ging hem niet voorbij.
Tijdens de interland tegen Oost-Duitsland moest hij nog
op de reservebank zitten, maar tegen België nam hij de
plaats in van Daan Schrijvers, die zo hopeloos had gefaald
tegen Oost-Duitsland.
De laatste tijd lijkt het alsof de Nederlandse voetballer
geen interesse meer heeft voor het Nederlands elftal;
voor Eijkenbroek is het echter een grote eer om het oranje-
hemd te mogen aantrekken: „Toen ik tegen België
het Wilhelmus hoorde, voelde ik me een hele kleine jongen
die voor het eerst buiten de stad is. Het is gek. Dit was een
vriendschappelijke wedstrijd, maar toch: het doet je veel".
Eijkenbroek was natuurlijk nerveus toen hij voor het
eerst in het nationale team stond opgesteld. „Ja, ik was
zenuwachtig. De gedachte: waarom Daan Schrijvers wél
en ik niet, heeft mij eroverheen gehaald. Misschien zal
ik er tegen Oost-Duitsland (13 september) weer bij zijn.
Rekenen doe ik er niet op, want zelfs in je eigen club ben
je nooit zeker van je plaats in het eerste. Trouwens ik werd
goed opgevangen door de jongens. Iedereen zegt altijd,
dat de spelers van Ajax verwaande jongens zijn, maar ik
heb er helemaal niets van gemerkt. Onder elkaar heerst
er altijd een goede sfeer. Kessler heeft er goed de wind
onder. Hij handhaaft niet alleen de orde binnen het veld,
ook daar buiten dwingt hij veel respect af. Het is een kei
van een trainer, die verschrikkelijk veel van voetbal weet".
Eijkenbroek weet, dat hij de neiging heeft om snel
zwaar te worden. Hij traint bijzonder hard om niet in een
dikbuikige voetballer te veranderen. Elke morgen om zeven
uur loopt hij zijn rondjes in het Beatrixpark. Vier uur
later gaat hij naar Spangen en oefent dan onder leiding
van Wiel Coerver met de bal. 's Middags om vier uur is
Eijkenbroek weer op het Kasteel. Zware lichaamsoefeningen
staan dan op het programma.
Hans Eijkenbroek ziet de status van profvoetballer
reëel: „Vroeger was ik bankwerker. Als ik dat nu nog
was geweest, had ik nooit een auto als ik nu heb, kunnen
onderhouden. Daarnaast houd ik nog zoveel per maand
over, dat ik goed kan sparen. Later als ik helemaal stop
met voetballen, wil ik een slijterij of iets dergelijks beginnen.
Daarom ben ik erg dankbaar, dat ik goed kan voetballen."
R. VAN DEURSEN