DE WATERVOGELS Schiedams gevederde vrienden (2) 162 BIJ DE FOTO'S Boven: het nest van een waterhoen. Hier naast: wilde eend, broedend in een knot wilg. Rechts onder: fuut op nest. Het is spijtig te moeten zeggen, dat als we iets van het leven in de natuur willen proeven, we in de onmid dellijke omgeving van Schiedam eigenlijk niet meer te recht kunnen. Dan dienen we echt wel richting Kethel te gaan. Natuurlijk komen er in het Julianapark nog enkele zangvogels voor en zwemmen in zijn vijvers vol op eenden plus enkele waterhoentjes en meerkoeten. Waarom er zo weinig zangvogels voorkomen, zult u vragen. Wel, ik geloof dat het komt omdat ze hijna geen uitwijkmogelijkheden meer naar het bos hebben, waarbij stellig het voedselprobleem ook een rol speelt. Het Julianapark, hoe mooi ook, is meer bloementuin dan bos. En het Sterrebos is helemaal verleden tijd en de restanten van het indertijd vogelrijke Volkspark heb ben ook niet veel meer te betekenen. Derhalve zit er voor de natuurliefhebber niet veel anders op dan om zich naar Kethel te begeven of naar het Hargacomplex, waar ieder jaar meer zangvogels verschijnen. Zagen wij daar twee jaar geleden niet een complete invasie van een van de mooiste vogelsoorten maar met een afschuwelijke naam: Pestvogels. Zeer veel mensen hebben de weg naar het Beatrix- park weten te vinden en er genoten van vissen, vogels kijken, planten in de heemtuin bewonderen of van het alleen maar „er zijn". En dan de polders met hun (nog) uitgestrekte groene weiden, met allerlei planten omzoomde en begroeide sloten en tochten. Zelfs hartje winter is er altijd wel wat te beleven. Kromsnavelige wulpen soms bij honder den. Zolang het niet vriest: kieviten en goudplevieren en als het meezit troepen koperwieken en kramsvogels uit het hoge noorden. Voorts altijd horden spreeuwen en drie, vier soorten meeuwen. Maar in de winter wel extra warm kleden want het kan op die open vlakte vinnig koud zijn. In het vorige artikel hebben we kennis gemaakt met de weide-avifauna. Deze vogels bevinden zich intussen voor het merendeel reeds in het buitenland. Thans wil ik uw aandacht vragen voor de vogels, die in het natte element plegen te leven. Watervogels zogezegd. De meest voorkomende is de wilde eend, die tevens bij massa's de stadsparken en singels bevolkt. In de stad vooral zijn ze zó mak, dat ze bij wijze van spreken uit je hand eten. Dat neemt echter niet weg, dat het tóch wilde eenden zijn. Van huis uit heten ze nu eenmaal zo. Reeds in het vroege najaar september of oktober, krij gen de mannetjes, de woerden, hun voorjaarstenue weer. De schitterend glanzende smaragd-groene koptooi. De wijfjes zijn, zoals iedereen wel weet, eenvoudig grijs bruin en dat bewijst opnieuw, dat alles in de schepping uitermate doeltreffend geregeld is. Als ze namelijk in het vroege voorjaar op het nest de eieren bebroeden, komt hun kleur ongelooflijk goed overeen met de dorre plantendelen van het vorig jaar, waaruit het nest is sa mengesteld. Ze zijn dan haast niet van de omgeving te onderscheiden. De kleurrijke woerden komen nooit in de nabijheid van het nest. Anders zou de schutkleur van de wijfjes natuurlijk weinig zin hebben. Behalve enkele zomertalingen en slobeenden is de wilde eend de enige vertegenwoordiger van de eenden familie die de wateren in onze contreien bewoont. In de wintermaanden strijken er ook nog al eens vreemdelingen neer. Meestal kuifeendjes, die tot de familie der duikeenden behoren. Niet in de Lange of Nieuwe Haven natuurlijk, daar zijn ze te schuw voor. Maar echt buitenaf, de Poldervaart en zo. Onze wilde eend is geen duikeend, doch een grondeleend. Hij duikt niet, maar grondelt, d.w.z. dat hij bij het voedselzoeken op zijn minst voor de helft aan de oppervlakte blijft. Hij staat als het ware op zijn kop in het water, het achterwerk recht omhoog en houdt zich door aanhou dend getrappel in evenwicht. Meestal grondelen ze in groepsverband en dat is eigenlijk een lachwekkende ver toning. De zwanen, juist gezegd, de knobbelzwanen, foura- geren soms ook op dezelfde manier en dan lijken het net kleine ijsbergjes. In het Julianapark en in het Beatrixpark vinden we ook andere soorten eenden, maar dat zijn gekortwiekte exemplaren. Vogels dus die ergens in een eendekooi of zo gevangen zijn en daarna in onze vijvers zijn uitgezet. Bergeenden, smienten en pijlstaarteenden. Hun schuw heid hebben ze al helemaal afgelegd. Tot broeden ko men ze echter niet in gevangenschap. Alleen de berg eenden hebben jaren geleden tweemaal jongen groot gebracht. Erg mooi natuurlijk om op deze wijze meer dere soorten te leren kennen, maar je ware is dat toch niet. Net als met foto's maken, 't Is helemaal geen toer om zo'n gekortwiekte vogel te kieken, maar dat is de sport niet. De echte wilde, dat is moeilijk en daarom zo interessant en spannend. Een bijzonder leuke vogel is de fuut. In het Beatrix park heeft hij al enkele jaren achtereen gebroed en met succes. Dit jaar zelfs drie paren. Aan de snavel is goed te zien dat het geen eend is, hoewel er dikwijls in puz zels glashard gevraagd wordt naar een duikeend als de fuut wordt bedoeld. Nu duiken kan hij wel, voortreffe lijk zelfs. Vliegen dito. Maar lopen, ho maar. Dat doet hij dan ook nooit. Alleen in de broedtijd een paar stap pen als hij vanuit het water op de nestrand springt om vervolgens naar het midden van het nest te strompelen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1967 | | pagina 14