D. R. GERHARDT man die midden in het maatschappelijke leven van zijn tijd stond. Het Amsterdam van die jaren is daarvoor wel bij uitstek geschikt geweest. In het huis, waar D.R. Ger- hardt een kamer heeft, woont ook enige tijd Arthur van Schendel, toen tijdelijk zonder geld. Gerhardt wordt bouwkundig tekenaar bij Jan Sprin ger, daarna opzichter bij de bouw van het Oosterdok in Amsterdam. Dan trekt hij naar Alkmaar, als leraar aan de Ambachtsschool aldaar overigens vindt hij lesgeven niet zo prettig, vervolgens naar Gorinchem, waar hij di recteur van de Ambachtsschool wordt een functie die hem beter ligt. Dan komt de roep naar Schiedam. Van 1907 dateert het eerste jaarverslag van de Vere niging „De Ambachtsschool voor Schiedam en omstre ken". Oude Schiedamse namen lezen wij in dit verslag: Van Harwegen den Breems. Bubberman. Vormer, en vooral telkens weer M. C. M. de Groot. J. M. van der Schalk, G. W. van Bergen Walraven. De Schiedamse Courant van 7 april 1908 meldt Gerhardt's benoeming in Schiedam, die van 13 december 1913 zijn benoeming in Rotterdam. In de tussenligende jaren geeft hij ook les aan de Schiedamse Burgeravondschool, en heeft hij uit de aard der zaak veel contact, niet alleen met de be stuursleden maar ook met de jonge architect P. Sanders, wiens eerste grote opdracht de bouw van de Ambachts school aan de Liduinastraat is geweest. Zoals men weet is zij daar sinds enkele jaren niet meer. In het voorjaar van 1914 vertrekt Gerhardt met zijn gezin (zijn vrouw, waarmee hij nog in zijn Amsterdamse tijd was getrouwd (zijn aanstaande schoonouders hebben het hem toen niet makkelijk gemaakt: Gerhardt heeft geen geboorteakte kunnen overleggen, alleen een doop bewijs) en twee dochters, waarvan de oudste in Amster dam, de jongste in Gorinchem is geboren; Gerhardt's derde dochter heeft het levenslicht aanschouwd in Rot terdam) naar Rotterdam. De Rotterdamsche Ambachtsschool is dan gevestigd aan de Tamboerstraat. De oude school aan de Katshoek waar de schrijver Bordewijk de advocatuur is begon nen verleent nog onderdak aan een paar klassen. Van 1925 tot en met 1936 is hij directeur geweest van de nieuwe Ambachtsschool aan de Beukelsdijk. Met de inzet van zijn gehele persoon en met volle kracht heeft hij overal Gorinchem, Schiedam, Rotterdam ge ijverd voor een goede dagelijkse opleiding (geen stoom cursus dus) bij het nijverheidsonderwijs. „Het kweken van goede vaklieden vergt langer dan een tweejarige op leiding", heeft Gerhardt mij eens gezegd. Gedurende zijn gehele ambtelijke loopbaan heeft hij, door de praktijk van zijn werk gevormd, midden in het maatschappelijke en sociale leven van zijn tijd gestaan, veel mensen leren kennen. Een kennis, al of niet ge paard gaande met bewondering. Het eerste is zeker het geval geweest met de vader van onze Minister van Bui tenlandse Zaken, nl. de bekende Huib Luns, voor wie hij diep respect heeft gehad en van wie hij veel vriend schap heeft genoten. Gerhardt is „vrijzinnig" opgegroeid en heeft zich daarvoor vele malen ingezet. Ook zijn dochters weten daarvan mee te praten: zij hebben een degelijke, maar nooit „oppressieve" vorming in kerkelijke problemen meegekregen. Met hoeveel liefde heeft Gerhardt mij vaak verteld van zijn dochters: Truus, Ida en Mia Gerhardt; zo vaak, dat ik het maar waag hen met hun voornaam te noemen. Laat ik mogen beginnen met de jongste: Mia Gerhardt, die nog assistente geweest is in de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Schiedam. Zij studeert verder, Lranse taal- en letterkunde, promoveert in de faculteit der let teren en wijsbegeerte, doceert thans, en verricht weten schappelijk onderzoek aan het Instituut voor Algemene Taalwetenschap van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Zij heeft mij vele waardevolle inlichtingen verstrekt, gevat in dezelfde humor, die haar vader nooit heeft verlaten. Zij wijst er ook op. hoeveel zij en haar zusters te danken hebben gehad aan de goede met vaste hand geleide op voeding in het ouderlijk huis. Truus Gerhardt, de oudste, is in 1960 overleden. Van haar zijn gedichten verschenen, in het begin veelbelo vend, later naar mijn gevoel van iets mindere kwaliteit. Zij heeft zichzelf het leven niet gemakkelijk gemaakt en het leven is voor haar geen weg van alleen maar vreugde geweest. Wijlen Bordewijk heeft mij, in 1962 ongeveer, gewezen op de dichtbundel van Ida Gerhardt „De Ho venier" van 1961, waarin het volgende voorkomt: „MET VOLSTREKTE EER" Er kwamen paarden in de witte sneeuw te Wassenaar voorbij liet dorpskerkhof de dag dat daar mijn zuster was hegraven. Zij kende slechts één liefde; de volstrekte En komende ter hoogte waar het was, ving één paard aan te knikken met het hoofd, beamende hetgeen zij heeft gedaan. En al de anderen in de witte sneeuw inhoudend waar de smalle vore was, zij trentelden en neigden, en bewezen de laatste eer. Ida Gerhardt heeft klassieke talen gestudeerd, doceert en dicht. Heel bekend op het terrein der klassieken is haar vertaling van de „Bucolica" van Vergilius. Verschil lende dichtbundels van haar hand zijn verschenen. Ik noem „Het Veerhuis", „De Hovenier" en „De Slecht valk". Hoeveel mensen, die de meidagen van 1940 heb-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1967 | | pagina 28