Vt Vtc-H-foni
-Itill. clc. vfonc/tL -in clu ovii.fia.aC,
fid sio rnruciai Van. da yboni cy> fut ^CcinhiiL
cllfxh ik Aan. Anim, die Tnd y1nij da HillL
2o 'Iclo-K 'hiit Zoch.it - lioi Zluj£ltuL -/ty ^juiacl
'£v 'L ^aati. dn. kmn. /bati. eh. hdbinj foot
in Sonii ills -Ziidi iri 2^ru SimuU 7aa£.'
I
ovtL 'fiti ficKL, eh VJotken. in. eh wind.
lifcis Tnijn Vcidti in. ik Am ~/yn fcind.
b Q oeiAioi And ik. Alan, icholt cjccLcum,
clll s\-nih Altk ^loil Vllt is /iTLlljj t^Aan.»
^Jcia. ty. M.^tlkaidd
217
ben meegemaakt, kennen niet haar in „Het Veerhuis"
opgenomen prachtige gedicht „Het Carillon". Het heeft
haar, maar dan in de goede zin van het woord, populair
gemaakt. Het wil mij voorkomen dat zij haar gedichten
na veel denken en met zorg schrijft. Er zijn vele kleine
monumenten in genoemde bundels te vinden.
Onlangs is haar de Marianne Philipsprijs toegekend
voor haar gehele oeuvre. Een dichterlijk oeuvre, waarin
ik naast onbegrensde liefde voor de natuur iets herken
dat verwant is aan de liefde van haar vader voor kunst
en architectuur.
De oude heer Gerhardt heb ik na zijn vertrek uit
Rotterdam naar zijn laatste woonplaats Voorschoten nog
slechts tweemaal gezien. De eerste keer kwam hij op het
Schiedamse archief zo maar een praatje maken. De twee
de en laatste maal kwam hij daar ook, maar vroeg mij
wat met hem te wandelen door het oude Schiedam. Wij
liepen samen door de oude straten: langs het Weeshuis
op de Lange Achterweg, de Dam, de Kreupelstraat, de
Lange Nieuwstraat, het begin van de Rotterdamsedijk.
Hij was stil, telkens in gedachten verzonken. Terug
op het archief zei hij: „Ik heb een uur vol herinneringen
beleefd uit mijn jeugd".
Nü begrijp ik dit zo goed, immers ook Ida en Mia
Gerhardt hebben mij geschreven over de huizen, waar
zij in hun jeugd kwamen: vooral de woningen van het
kinderloze echtpaar Pieter Lodewijk Gerhardt en Cor
nelia Stolk, „oom Piet en tante Keetje", die eenvoudige,
goede hartelijke mensen, waar zowel de oude heer Ger
hardt als zijn dochters de heerlijkste uren hadden, ook
al was het er klein en donker.
Dat ik Dirk Reinier Gerhardt, de eerste directeur van
de Schiedamse Ambachtsschool, niet heb behandeld, zon
der ook zijn dochters erbij te betrekken, worde mij ver
geven. Van te veel dankbaarheid van de dochters ten
opzichte van hun vader, van te veel gevoelens van grote
dankbaarheid bij de vader over wat zijn dochters bereik
ten weet ik dan dat ik die twee generaties van dit ge
slacht, vooral met „oome Piet en tante Keetje" erbij, heb
kunnen scheiden.
Ter nagedachtenis van haar vader schreef Ida Ger
hardt een gedicht „De Veerpont", opgenomen in de bun
del „De Hovenier". Zij gaf het mij, geschreven in haar
eigen handschrift, ter reproductie in „De Schiedamse
Gemeenschap".
Met mijn dank hiervoor te betuigen moge ik dit ar
tikel besluiten.