ENVOUDIGERS?
li
99
hè?"
55
schmink. Al werkend is Wolffers be
reid tot het beantwoorden van vra
gen.
Doet hij dit grimeurswerk al
lang?
W.: „Het is een onderdeel van mijn
beroep. Ik ben theaterman. Hang me
in godsnaam niet op aan dat ene be
roep: grimeur. Ik ben theaterman,
géén grimeur."
Hoe nu, is grimeur dan geen
eerbiedwaardig beroep?
W.: „Jazeker wel, maar er zijn een
heleboel mensen die alléén maar gri
meur zijn. En daar heb je een bende
klungelaars bij. Logisch, want goeie
grime kun je alleen maar doen als je
het hele theatervak kent. Grimen is
voor mij eigenlijk een zijstraat waar ik
J. van der Jagt - na de schminkpartij
toevallig ingelopen ben. Ik wilde de
corontwerper worden nadat ik de aca
demie in Arnhem had gedaan (mode,
decoratie en kunstnijverheid). Maar
als decorontwerper moet je weten hoe
alles zich houdt onder bepaalde be
lichtingen. Kleuren dus ook: hoe
klikt de kop van de acteur met al die
verf op z'n toet? Nou, dan ga je je
verdiepen in de grime urskunst, als je
perfect wilt zijn als theaterman."
En zo is 't gekomen
W.: „Ja."
Hij heeft het nu even te druk om
verder te praten. Hij tuurt ingespan
nen naar de foto's van de burgemees
ter, die hij op het witte laken heeft
gelegd dat borst en schoot van zijn
model bedekt. De wenkbrauwen van
Jan van der Jagt die gelaten een
bolknak rookt en regelmatig zijn as
laat aftippen waarna hem door J. W.
het bierglas naar de mond gebracht
wordt zijn voor een groot deel weg
gewerkt. „Nou ga ik de oogleden iets
naar voren halen in de peach light",
mompelt de schminkn) cester ter eigen
instructie. Hij pakt een van de vele
potjes (peach light perzik licht) en
penseelt ermee onder de wenkbrau
wen van model Van der Jagt, die geen
spier vertrekt. De 30-jarige begint al
tegen de 40 te lopen. Maar dat is nog
te jong.
Van der Jagt zegt tijdens een korte
werkpauze: „Schrijf maar gerust dat
ik een gewillig model ben. Dan krijg
ik misschien een beetje bijverdienste."
Jan Wolffers gaat verder. Hij brengt
donkere schaduwen aan op het vlezige
gelaat van zijn model en trekt ragfijne
rimpeltjes. Zegt: „Zijn er nog vra
gen?"
Is het burgemeesterlijk gelaat
moeilijk voor een grimeur?
W.: „Het is een zeer interessante
kop. Maar voor een grimeur ook een
zeer moeilijke kop. Hé, noteer dat
even! Als ik spreek over de „kop" van
de burgemeester is dat geen kwestie
van gebrek aan eerbied, hoor. Wij,
grimeurs, spreken altijd over een
„kop". Nooit over een „gezicht". Kop
dus. Nou, de burgemeester heeft een
leuke kop. Heel erg leuke ogen. Gui
tige ogen. Maar hij moet wel een be
tere kapper opzoeken. Schrijf dat
maar gerust. Dat haar is mij te veel
opgeknipt."
Jan Wolffers gaat dat haar nu grijs
spuiten en in model kammen. Op het
voorhoofd van zijn model legt hij een
krulletje. „Nou ga ik de wangen een
beetje opzetten. Dat kan ik doen met
kit of rood. Ik doe het met rood; dat
moet als je onder belichting werkt.
Als je geen kunstenaar bent, breng je
er niks van terecht", zegt hij.
Jan van der Jagt 40 nu be
gint de 50 te naderen; Abraham is in
zicht.
J. W.: „Het begint al te komen
Het is tien over negen.
Wolffers zegt: „Ken je dat kauw-
gumverhaal?"
Model Van der Jagt reageert
prompt: „Ach nee, ach nee
Van der Jagt: „Dat verhaal vertelt
hij nu iedere keer als ik bij hem on
der die lap zit. Ik krijg d'r wat van,
van dat rotverhaal."
Wolffers, terwijl hij zijn model de
mond snoert door de lippen te gaan
verven: „Kijk, het was de eerste gri-
mcursopdracht, die ik buiten de deur
kreeg. Ik moest voor een toneelvoor
stelling een clownskop maken in een
of ander theatertje. Die clown had
een grote kitneus nodig. Kit, weet je
wel, dat is een soort boetseerklei.
Nou, ik schrok me wezenloos toen
ik mijn koffertje openmaakte, want
ik had geen kit bij me. Nou, daar sta
je bij je eerste opdracht; ik zweette