JEUGD VOOR DE DREMPEL 132 passing aan de heersende bedrijfssfeer in de weg staat. Pedagogisch gezien zou juist de opvoeder de aspiraties van het kind moeten toejuichen, omdat duide lijk het individuele van zijn handelen en gedragen op zodanig zichtbare wijze gestalte krijgt, dat de opvoeder hierop stimulerend en corrigerend kan anti ciperen. In het laatste hoofdstuk van de dis sertatie neemt dr. Elzinga de intrede in het bedrijfsleven als object van de pedagogiek onder de loep. Ondanks de toenemende algemene vorming op de technische scholen, al dus schrijver, zijn daarna de gunstige mogelijkheden voor de jongens niet verbeterd. De bemoeiingen van de overheid, het Gew. Arbeidsbureau en het Regio nale Leerlingstelsel zijn niet in staat de jongens grotere mogelijkheden te geven. Nagegaan wordt, hoe dit komt. Hij ziet dan, dat de ontwikkeling van de jeugdige arbeider traditioneel, econo misch en sociaal bepaald wordt. De jeugdige zit gevangen in de milieu cultuur van het gezin en krijgt heel vaak geen steun of zelfs negatieve steun, zoals in die gevallen, waar het kind in de huiskamer moet studeren en andere gezinsleden hun televisie programma er niet voor willen op offeren. Het prestatievermogen zal waarschijnlijk aanzienlijk achterblijven bij het maximaal mogelijke. Ook is er, aldus dr. Elzinga, een ge bondenheid aan de opvattingen van het bedrijfsleven. De werkgevers willen in een groot aantal gevallen hun arbeiders houden. Hun verdere ontwikkeling wordt dan in de weg gestaan. Soms is er een soort concurrentiestrijd, waarin men het niet prettig vindt, dat de ambitieuze kerel het verder brengt dan zijn maat of baas, die uit hetzelfde cultuurmilieu komt. Een economisch motief kan een rol spelen: een bepaald groepswerk moet klaar zijn en daar is een bepaald aantal arbeiders voor nodig. De sfeer van het bedrijf is zo ge groeid, dat de mensen weinig verant woordelijkheid hebben en dus niet leren denken in de termen van het bedrijf. Het gevoel te werken voor bepaalde mensen of een kleine groep van mensen kan soms een gevoel van wrevel wekken. De arbeider geeft zich dientengevolge ook niet aan het werk, omdat hierbij nog eens komt, dat hij, als hij zich vol ledig geeft, een heel grote kans maakt door zijn collega's niet meer te worden geaccepteerd. Er is dan ook nauwelijks sprake van promotieverwachting. In vergelijking met de jeugdige leeftijdsgenoot met een middelbare-schoolopleiding, heeft de jeugdige arbeider minder mogelijk heden. Eerstgenoemde is nog steeds aan het studeren en heeft veel meer mogelijk heden om te kiezen. Laatstgenoemde is al in het bedrijf werkzaam en heeft reeds gekozen. Hij heeft in het bedrijf toekomst verwachtingen maar ervaart al vrij spoedig, dat zijn ontwikkelingsmoge lijkheden gering zijn, zodat deze vrij spoedig vastliggen. Hij blijft arbeider. De vraag: wat kan er nu gedaan worden om in de situatie van bedrijfs- jeugd verbetering te brengen, is nu wel haast onvermijdelijk. De heer Elzinga gaat na, wat er in de diverse rapporten is voorgesteld ter verbetering van de situatie van de be- drijfsjeugd. Meestal zijn dit wettelijke regelingen. Weinig concreet zijn de rapporten over de ontplooiingsmoge lijkheden van de jeugdige zelf. Hiervoor zou een soort volksopvoeding nodig zijn. Daarom doet schrijver de suggestie een Pedagogisch Instituut voor dc Bedrijfsjeugd te stichten met 2 hoofd taken: nl. de sociaal-pedagogische be- invloeding, waarbij het gaat om de praktische realisering van een verbete ring in de situatie van de jeugdige werk nemers en de pedagogische weten schapsbeoefening ten dienste van een verdere uitbouw der theorievorming. Het geheel van pedagogische maat regelen en voorzieningen die schrijver voorstaat, heeft uitsluitend ten doel, de jonge arbeider in zijn groei naar volwassenheid die ontplooiings- en ont wikkelingsmogelijkheden te bieden, die hij zou dienen te bezitten wanneer hij zijn intellectuele capaciteiten tot ont wikkeling zou willen brengen zoals zijn studerende leeftijdsgenoot. Tot zover heel in het kort enkele belangrijke gedachten uit het proef schrift waar Schiedam zo nauw bij be trokken is en dat overal in den lande, zowel via radio als de grote dagblad pers onder de aandacht is gebracht. H. L. W. WILLEMSEN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1968 | | pagina 8