Theo Wiegman: „|E KOMT ALTIID EEN LEVEN TE KORT r Door Harry Kuiper Foto's Rob Collette J 154 Een glas bier drinken met Theo Wiegman in een niet te rumoerige Schiedamse gelagkamer kan een ge noeglijke /.aak zijn. Enige rust is in derdaad een noodzakelijk decor voor een vlottend gesprek met de pas (eind mei) zestig geworden schilder: zeer velen kennen Wiegman, Wieg man is snel door iets geboeid en zó door iemand afgeleid. Bovendien zijn zijn gedachten als zijn verschijning in Schiedam. Ze duiken op, en kunnen even snel weer verdwijnen. „Ik heb maar iets opgeschreven", zegt hij, een zakagenda opdiepend, „ii wilt natuurlijk wel iets weten van vroeger". Vroeger dat was niet het Schie dam waar het mogelijk is Theo Wieg man, als het meezit, dagelijks een aantal keren toevallig tegen het lijf te lopen. Vroeger, dat was Delfshaven. De zoon van de gerenommeerde ha venschilder Gerrit Wiegman heeft daar in korte broek gelopen. De at tente scherpe blik, en misschien ook de welwillende brede lach, kan hij, Theo Wiegman, toen al gehad heb ben. De rijzige grijze gestalte onder de zelden afgezette zwarte alpino, die de Schiedammers al zoveel jaren kennen, kwam later. De herinneringen konien in een ge stage stroom. Hij zelf onderbreekt nu en dan die stroom door een opmer king in het volle heden te plaatsen: „Kijk, dat vind ik nu geweldig", gevolgd door een beschouwing in een notedop over de hedendaagse kunst of, andere hevige interesse, de ar chitectuur. Ook wel, in plotselinge vervoering: „Diet (een van Wiegmans zoons, HK), die is bezig met hele mooie koperen dingen. Moet je es gaan kijken." Zoiets kan ik moeilijk onthouden, nioet hij nu en dan bekennen, als het om jaartallen (wanneer was dat on geveer, was het voor de oorlog, daar na? Wiegman moet er even diep over peinzen) of namen gaat. Het staat ook niet in dc zakagenda. Wiegmans gezicht staat even bevreemd: hoe kan een mens zoiets vragen? Het gesprek met Theo Wiegman vindt plaats korte tijd na dc opening, in het Schiedams Stedelijk Museum, van een tentoonstelling waar zes schil derijen worden geflankeerd door een kleine vijftig monotypen. Het is een cretentoonstclling, bij gelegenheid van het bereiken van de zestigjarige leef tijd. Eenmanstcntoonstellingcn in di recteur Paalmans museum worden niet weggegeven en Wiegman ziet het dan ook echt wel als een hele eer. Zijn eerste „erkenning" ondervond hij lang geleden. Op zevenjarige leef tijd deed hij mee aan een tekenwed strijd van een landelijk weekblad (welk? Dat weet hij zelf niet meer) en kreeg dc tweede prijs met een teke ning van een mooie driemaster. Er zat wel wat in die zoon van Gerrit Wiegman, de man die voor dc buurt, meer dan dc schilder, degene was die voor de uitvoeringen van de toneel club hele „tonelen" penseelde, in het verenigingsgebouw aan dc Schoon- dcrloostraat. Theo Wiegmans eerste baas was dan ook een decoratieschilder, Van der Laan. HU ging er als volontair aan het wérk, maar korte tijd later nam vader Wiegman zijn zoon zelf onder zijn hoede. Dat was ongeveer bij dc verhuizing van de familie Wiegman naar Overschie, waar de viering van 1000 jaar Overschie meteen al werk genoeg verschafte. Tenslotte werd het voor de intussen al wat meer ervaren Theo (en vóór dat hij zich als zelfstandig kunst schilder een atelier verwierf) weer een decoratie-schilderonderneming: de Gebr. Gidding. De Giddings hadden dc Wereldtentoonstelling in Antwer pen op hun program. Aardig werk misschien Theo Wiegman trok toch de vrije kunst. Op zijn negentiende was het dan zover. Een tentoonstelling en een eerste recensie, van Klinkenberg, in het

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1968 | | pagina 6