;TTüi7ray VERBRANDE ERVEN 203 Hoe het ook zij, voor mij was het min of meer een vergeefse tocht. Ik wilde er inspiratie op doen en daarvoor blijken beton en glas toch minder geschikt. Ik wilde weten wat je over Schiedam zou kunnen schrijven en ik had het gevoel, dat ik er door al die nieuwbouw werd weggehoond. Het was of ze mij vroegen, of ik niets beters te doen had. Er was nog wel plaats voor flinke werkkrachten. Niet voor lanterfanters, zoals ik er een was. De havens en de Plantage, ze konden mij slechts weinig troosten. Mijn plan was doorkruist, de romantiek was verdwenen. De plattegrond, die ik in m'n hoofd had, bestond niet meer. Had misschien nooit bestaan. In ieder geval was het nu voorgoed verleden tijd. De stad, die ik zocht, bestond alleen maar in de literatuur, lag begraven in boeken en prenten, die mis schien niet eens een exact beeld gaven van een vroegere werkelijkheid. Daarmee moest ik het doen, daaruit moest ik een Schiedam recon strueren, waarom oude Schiedammers naar alle waarschijnlijkheid alleen maar kunnen lachen. Het zij zo. In ieder geval zijn die boeken mij de laatste weken tot steun geweest en dit verhaal is vooral bedoeld als een hommage aan hun auteurs. Voor Mr. Ferdinand Borde- wijk en Adriaan van der Veen is dat van minder belang. Iedereen weet, dat hun namen voorgoed verbonden zijn aan Schiedam. Zij hebben er zo lang gewoond en gewerkt, dat zij tot op zekere hoogte het Schiedamse element in de vaderlandse letteren vertegen woordigen. Onder andere wel te verstaan, want Den Haag kan al evenzeer recht op hen doen gelden en hun werk is zonder meer bepalend voor een stuk Nederlandse literatuur. Maar hun relatie tot de stad aan de Maas was oprecht. Adriaan van der Veen is er opge groeid en heeft er zijn eerste verhalen ge schreven. Mr. Bordewijk had er zijn praktijk en misschien kan de Schiedamse volkshuis vesting nog wel nagaan hoeveel moeite hij de eerste tijd na de bevrijding gedaan heeft om hier een kamer te bemachtigen. Op zaterdag peddelde hij dan op z'n fiets naar Den Haag waar zijn vrouw woonde. Maar waarom zou ik in de eerste plaats over deze twee groten schrijven? Hun oeuvre is voldoende bekend en ook in Schiedamse boekhandels verkrijgbaar. Is het niet veel aardiger eens naar de anderen te kijken, die vaak al volkomen vergeten zijn en naar wier werk men met meer moeite zal zoeken. Jan van Noortwijk bijv., of Henri Hartog, of Arij Prins, A. J. Zoetmulder, Daan van der Zee en zo zijn er nog wel meer te vinden. Mijn keuze is tenminste niet meer dan willekeurig. Deze auteurs schreven in verschillende perio den. Er zijn modernere bij en oudere, maar wat zij gemeen hebben is het gevoel voor het lot van hun stad. Vooral aan het eind van de vorige eeuw en in het begin van deze moet er in Schiedam nogal het een en ander te doen zijn geweest. Rechtgeaarde Schiedammers zullen die periode misschien maar liever ver geten. Het zijn niet de schoonste bladzijden uit de geschiedenis. De literatuur zegt er tenminste zo het zijne over. Voor mij ligt een klein boekje van Emile Mandeau: Verbrande Erven. Het heet een plaatsbeschrijving te zijn en het werd in het oorlogsjaar 1944 illegaal uitgegeven door de Uitgeverij De Be /ge Bij. De opbrengst ervan was bedoeld voor het Fonds voor Bijzondere Nooden, nog keurig met twee o's. Verbrande Erven is geen oproerig geschrift, er wordt niets in gezegd o\er moffen of bezetters. Het enige illegale er aan is, dat het in het ver borgene werd gedrukt en dat wie het kocht daarmee de ondergrondse hielp. Om mijzelf nu maar meteen tegen te spreken, in 1947 werd het verhaal herdrukt in de bundel Gaslicht van F. Bordewijk. Om hem kom ik nu eenmaal niet heen. S5Verbrande Enen is het verhaal van een logeerpartij aan het eind van de vorige eeuw. Het meisje Neel uit Hazerswou komt dan op bezoek bij haar oom en tante in Schiedam. Eigenlijk begin ik al verkeerd, want oom heette Pa Baas en tante Mensch. Zo werden zij door hun kinderen en door de buurt genoemd. Voor Neel was het haar eerste treinreis uit het toen nog verre Leiden. Het moet een wonderlijk meiske geweest zijn, vol van vreemde fantasieën. Zij had twee flinke armen aan haar lijf, waarmee zij flink kon werken en het zij meteen maar vermeld een slecht verzorgde mond, die zij overigens toch goed kon roeren. Ondanks haar zestien jaren was zij weinig aantrekkelijk. Haar oudste neef dankte er tenminste feeste lijk voor haar een avondje mee uit te nemen, wat niet wil zeggen, dat Neel zich verveelde. Op haar klompen verkende zij de hele stad, ging verder dan de andere kinderen ooit geweest waren en verzon de vreemdsoortigste verhalen om daarmee haar neefjes en nichtjes de stuipen op het lijf te jagen. Pa Baas moest haar daarvoor zelfs een keer gevoelig afstraffen, al liet hij zich meestal weinig aan haar gelegen liggen. Trouwens, I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1968 | | pagina 15